Ik heb één keer vaker over mijn moeder gedroomd. Ze was er weer, terug uit de dood. Niemand begreep hoe dat kon. Iemand wees me waar ze zat. Daar in de verte, aan die tafel. We bevonden ons in een heel lang vertrek.
Ik tuurde. Verrek, daar zat ze, in het schemerduister. Bewegingloos aan haar tafel. Heel ver weg. Een beetje voorover gebogen, zoals altijd. Ik durfde niet naar haar toe.
Toen werd ik wakker.
Geen idee waarom ik dit droomde.