Ik droomde dat ik Arie Boomsma was. Ze gingen een wassen beeld van me maken, in Madame Tussauds. Maar dan moest ik wel zeven dagen lang – enkel gekleed in een minuscuul slipje – mezelf omhoog drukken, met de benen gestrekt naar voren. In die pose zouden ze me dan namaken.
Ik zei dat mij dat vast wel zou lukken, met Gods kracht. Maar na 4:47 minuut waren mijn armen compleet verzuurd. Daarop werd ik weggestuurd. Zo hadden ze niets aan mij, bij Madame Tussauds.
Ik was woest, maar dat kon ik niet laten blijken, want ik was Arie Boomsma; altijd vol begrip over het-maakt-niet-uit-wat. Dan maar huilen, besloot ik. Maar dat kon ook niet, want ik was Arie Boomsma, altijd vrolijk want God aan mijn zijde. Daarom zat er niets anders op dan mij groot te houden. Ik zei dat ik het begreep en deed mijn best daar zo invoelend en intelligent mogelijk bij te kijken.
Het volgende moment kwam ik thuis aan. Ik woonde in een enorme villa, maar kon met geen mogelijkheid naar binnen. Ik had mij zo groot gehouden dat ik nu hoog boven de villa uit torende. Het dak reikte slechts tot mijn enkels. Ik bad God om hulp. Toen begon het te stortregenen. Dat was lief van Hem, want zo zag niemand mijn tranen. Eindelijk kon ik mezelf zijn.
Geen idee waarom ik dit droomde, maar één ding weet ik wel: het valt niet mee Arie Boomsma te zijn.
Wat nou dat kon ik niet watje je bent toch bokser?
Arie Boomsma is geen Luuk Koelman hè.