Ik droomde dat ik in een loopgraaf zat. Het was de Eerste Wereldoorlog. Naast mij stond Badr Hari. Hij was lid van het Vreemdelingenlegioen en droeg een heel raar klein helmpje. Of ik hem misschien wilde filmen met zijn mobieltje, wanneer de aanval begon? Ik zei dat dat niet ging omdat ze in de Eerste Wereldoorlog nog geen mobieltjes hadden.
„Van mijn zus Mata Hari hebben ze anders ook foto’s,” zei Badr. Hij greep onder zijn helmpje en toverde de nieuwe iPhone 5s tevoorschijn. Die hield hij voor mijn neus. Allemaal foto’s van Mata Hari stonden erop.
„Klaar voor de aanval!” hoorde ik een officier achter me roepen. Ik keek om. Het was Steve Jobs.
„Jij ook Harrie,” zei hij tegen Badr. Jobs sprak met een Limburgs accent.
„Ik heet Hari,” zei Badr boos, “niet Harrie.”
„Jaja, Harrie,” antwoordde Jobs. „Rare naam voor een Marokkaan, maar goed. Whatever.”
Ik zag Badr bleek wegtrekken van woede. „Oh maar dat is discriminatie man! Racisme!” riep hij boos. “Oh maar dat is discriminatie man! Racisme!” Badr bleef maar doorgaan. „Oh maar dat is discriminatie man! Racisme!” Hij werd bleker en bleker. “Oh maar dat is discriminatie man! Racisme!” Zijn mond ging er van hangen. Ik zag enkel nog zijn onderkaak, met heel lelijke tandjes. “Oh maar dat is discriminatie man! Racisme!”
Toen schoot ik wakker.
Geen idee waarom ik dit droomde.