Ik droomde dat alle mensen hamsters waren. Niemand bezat een huis, maar wel een tredmolen. Boven elke tredmolen hing een immense klok. Dat was vreemd. De klokken gingen net zo snel rond als de tredmolens. Daarin liepen hamsters met een aktetas onder de pootjes zichzelf helemaal de blubber.
Wat verdwaasd wrong ik me tussen al die tredmolens door. Overal stonden ze, dicht op elkaar gepropt, tot aan de horizon. “Je kunt er ook uit,” zei ik op een gegeven moment tegen een hamster die een burnout op zijn schoudertjes droeg. Tenminste, het was een grote kartonnen doos waarop in koeienletters ‘burnout’ stond.
Maar de hamster keek me alleen maar vreemd aan en piepte toen: “Ja maar op een dag ben ik oud, en wat dan?”
Daar had ik niet direct een antwoord op. Maar het interesseerde me ook niet erg.
Eerlijk gezegd zag ik het probleem niet zo.
Ik ging zitten op een krukje en keek naar al die tredmolens. Ik voelde me alleen. Alles ging maar door, dag na dag. En niets dat ooit veranderde.
Toen schoot ik wakker.
Geen idee waarom ik dit droomde.