Ik droomde dat Geert Wilders met de boot aan kwam. Geen stoomboot, maar een kofschip. Zijn bodyguards bevolkten het dek en zwaaiden alle Nederlanders vrolijk toe. Het volgende moment lag ik in bed. Op het dak hoorde ik het gekletter van hoeven. Dat was Geert, op zijn fokschaap.
Plots was het ochtend. Er lag iets in mijn schoen. Een letter. Maar het was niet de letter L, maar de letter G. Ik begreep er niets van.
Toen schrok ik wakker.
Geen idee waarom ik dit droomde.
Dat is het kenmerk van dromen hè? Vrije associaties die verder niks te betekenen hebben. De hersenen verwerken indrukken van Sinterklaas en een laaggeletterde Sint Wilders met zijn incognito bodyguards en de al even onheilspellende en anonieme lijfeigenen van de andere goedheiligman. En dan komt het volautomatisch zonder rijm of reden uit de dichte mist der vergetelheid op de proppen met gammele ezelsbruggetjes waar je zonder pardon over wordt gejaagd. Ook in de droom heeft het er alle schijn van dat er verder geen diepgang zit in de G.