Sinterklaas. En de Furby is terug van weggeweest. Het pluizerige mormel was eind jaren negentig een enorme hype. Ik weet het nog goed. We schrijven 1999. Mijn neefje Bas is op bezoek, samen met Vera, een meisje uit zijn klas op wie hij heimelijk verliefd is. Ze is net zeven en heeft van de Sint een Furby cadeau gekregen. Eigenlijk wilde ze een hamster, maar papa en mama besloten anders.
Bas en Vera zitten naast elkaar op de bank. Eerst ranja met appelgebak en dan gedrieën naar de kinderboerderij. Dat wil Basje graag, want Vera is gek op dieren. Alleen jammer dat zijn toekomstig vriendinnetje andere plannen heeft. Vol liefde haalt ze haar elektronische knuffel uit haar speciale Furby-rugzakje en zet ‘m voorzichtig op de grond. “Ik ga met Furby spelen,” zegt ze opgetogen.
Een Gremlin-achtig wezentje staart me aan. Het beestje draait even met zijn kopje, sluit dan langzaam zijn knikkerogen en ratelt: “boring, boring”.
“Oei…!” Snel begint Vera haar computer-knuffel te strelen. “Furby mag zich niet vervelen, want dan verleert hij de kunstjes die ik hem heb bijgebracht.”
“Burp, oh, oh,” knort het apparaat. Vera zucht ontroerd.
Jaloers staart Basje naar het pluche knuffelbeest. “Als je ‘m door elkaar schudt, gaat-ie huilen,” flapt hij er plots uit.
Vera kijkt ‘m vernietigend aan. “Stommerik! Je blijft van Furby af.”
Basje krimpt in elkaar.
De rest van de middag komen we de deur niet uit. Vera speelt met Furby en Basje knipt met zijn kinderschaartje plaatjes uit tijdschriften. Af en toe kijkt hij beteuterd naar Vera en haar Furby. Het elektronisch mormel boert, laat winden, krijgt de hik en kakelt aan een stuk door.
Wanneer Vera wil laten zien dat Furby ook verstoppertje kan spelen, wordt het me allemaal een beetje te veel. “Kan-ie ook af?” vraag ik vermoeid.
“Af?” Vera kijkt me diep beledigd aan. “Af?” Dan wijst ze naar Basje. “Zet hém maar af. Hij wil Furby door elkaar schudden.”
“Maar jullie vinden elkaar toch wel aardig?” probeer ik de scherven te lijmen.
Vera snuift. “Furby vindt Basje gemeen.” Ze drukt het pluche beest tegen haar borst. “Me scared!” piept het gedrocht vals.
“Zie je wel!” schrikt Vera.
“Furby is een apparaat met batterijen erin,” sus ik. “Het leeft niet, het is een minirobot.”
Maar Vera heeft haar eigen zevenjarige mening. “Niet waar! Basje is gemeen! Voortaan is Furby mijn vriendje.”
Diepe stilte.
Vera aait Furby over zijn plastic snaveltje en zet ‘m op de salontafel. Het speelgoedbeest begint een dansje en klappert jennerig met zijn oren. “This is really fun!”
Basje zit er gebroken bij. Er wellen tranen in zijn ogen.
Arme Basje. De wrede kinderwereld is voor zo’n gevoelig kereltje een psychologisch te ingewikkelde kwestie om uit te leggen. Weerbaarheid is geboden.
Wanneer Vera eindelijk naar de wc moet en ik haar honingzoet heb beloofd Furby goed in de gaten te houden, wenk ik Basje. “Zeg,” fluister ik, en wijs naar het kinderschaartje in zijn knuistjes. “Heb je wel eens gezien hoe zo’n Furby er van binnen uitziet?”
Dat laat Basje zich geen twee keer zeggen.