Ik droomde dat ik Dion Graus was. Ik kon er niets aan doen maar overal waar ik kwam, kreeg ik ruzie. Iedereen haatte me. Jeroen Pauw viel me in zijn talkshow live aan, terwijl op de achtergrond Paul Witteman een zeehondje doodknuppelde. Ik zat hulpeloos en alleen op de bank te kijken naar Pauw’s tirade, mijn vrouw was net weggelopen omdat ik haar had geslagen. Geheel per ongeluk en eigenlijk niet waar. Machteloos voelde ik me. Wat kon ik er aan doen dat ik Dion Graus was?
Gelukkig was daar mijn rots, mijn steun en toeverlaat, Geert Wilders. Ik ontmoette hem ooit bij de VVVH, de Vereniging Voor Vreemd Haar. Geert nam me onder zijn hoede en beschermde me lange tijd tegen die boze buitenwereld. We waren gelukkig maar nu niet meer, we leden aan serieuze beroepsdeformatie die voortkwam uit de voortdurende kritiek op Geert en mij. Door mijn fetisj voor dieren en zijn afkeer van de islam begonnen we allebei steeds meer op een varken te lijken. We rolden beiden van gekheid in de modder die iedereen over ons heen spuide. Ik begon als een bezetene het aantal nieuwsberichten over mij te turven en kwam tot de conclusie dat ik, Dion Graus, even vaak negatief in het nieuws was als Geert. Ik zou dus eigenlijk partijleider van de PVV moeten zijn.
Wild knorrend beet ik Geert’s staart af, hij bloedde hevig en riep de hele fractie op zijn bebloede kontje schoon te likken. Niemand daagde op.
Het vooruitzicht PVV-leider te zijn was al even beangstigend als Dion Graus zelf. Rollend in mijn vuil schrok ik wakker. Geen idee waarom ik dit droomde.