Ik weet niet of ik nu sliep, wakker was of mezelf in een schemerige tussenfase bevond. Mijn bed stond in elk geval stukken hoger op zijn poten dan in werkelijkheid. Dat is niet zo gek, want mijn bed bevindt zich tamelijk op grondhoogte. Daardoor is ‘in bed vallen’ een aangename sensatie die net een fractie van een seconde langer duurt dan wanneer ik een bed zou hebben dat, bijvoorbeeld, een halve meter hoog zou zijn. Laat staan een hoogslaper want daar kun je niet eens fatsoenlijk in vallen, alleen maar uit. Maar nu was mijn bed een soort minihoogslaper en stond het midden in een verschroeid vulkaanlandschap. Een eindje verderop stond Eddie Murphy te grijnzen alsof het een lieve deugd was. Eddie was niet alleen: met lederen leibanden die hij stevig in zijn knuisten klemde hield hij een aantal zeer opdringerige lilliputters in toom. Ze droegen guitige mutsjes, maar de uitdrukking op hun smoeltjes sprak boekdelen.
“Ze hebben liever dat je naar ze refereert als ‘kleine mensen’,” zei Eddie streng, “dat is namelijk een stuk respectvoller.”
Ik knikte en wilde inbrengen dat men, om misverstanden te voorkomen, juist een woord had bedacht om deze variant kleine mensen aan te duiden. Want anders hadden we het net zo goed over kleuters, Pygmeeën of Cambodjanen kunnen hebben. Het is tenslotte een feit dat Cambodja gemiddeld de kleinste inwoners ter wereld hebben, en die willen op hun beurt ook weer niet verward worden met lilliputters, kleuters of Pygmeeën.
Mijn pleidooi om beleefd het begrip ‘lilliputter’ te hanteren zaaide echter kwaad bloed bij Eddie en zijn posse. En zo sterk als hij lijkt in Beverly Hills Cop, zo’n slappe zak was hij in mijn droom. De minimensen rukten zich los en stormden woest op mijn minihoogslaper af.
“Pak die gast! Scheur hem aan stukken!” hoorde ik ze nog roepen. Gelukkig werd ik net op tijd wakker. Geen idee waarom ik dat droomde.