Een man moet naar de kapper, zo nu en dan. Michiel Blijboom kent dat. Ik stel mijn bezoek meestal uit wegens gebrek aan zin. Toch irriteert mijn haar me mateloos wanneer er sprietjes fier overeind bleven steken en met geen mogelijkheid plat willen. Als dat tot bloedens toe frustreert, wordt het tijd om naar mijn favoriete knippert te gaan: Mus’ab.
De jonge vent die daar de boel bestiert, is erg welbespraakt, op het brutale af. Ik hou daar wel van. Hij is er trots op dat hij uit Amsterdam komt en laat dat graag merken. Beetje afzetten tegen de treurige woonplaats waar hij nu zijn dagen slijt, al knippend en scherend. Zijn klanten ziet hij als zijn vermaak tegen wie hij kan spuien en klagen. Tegen z’n personeel spreekt ‘ie uitsluitend Turks. Hij praat hard en voor mij onverstaanbaar. Ik heb altijd het idee dat hij ons, de niet-Turks sprekende klanten, belachelijk maakt.
Vandaag vroeg hij wat voor haarproducten ik gebruikte. Ik vertelde hem dat ik geen idee had maar dat ik de laatste tijd zowel wax als gel door elkaar gebruikte om te zorgen dat die irritante plukken op hun plek bleven. “Dat zie ik ja”, antwoordde hij. Volgens hem ben ik namelijk kalende. Ik heb inhammen en mijn haar is fiks uitgedund. Kopzorgen dus. Gelukkig had hij wax die goed was voor mijn haar, kostte maar €9. Mijn kapper gebruikte de meest geniepig verkooptruc: inspelen op mannelijke kaalheid. Dat zei ik hem ook. “Je hoeft niet per se deze wax te kopen, als je maar goede wax koopt”, zei de kapper toen. Tja, ik was eigenlijk al verkocht bij het woord ‘kaal’. Hij had me. Klootzak. De man kan niet alleen knippen, het is ook nog een verkoopbaas.