Ik droomde dat ik een schrijver was die graag op groteske wijze een helse treinrit wilde beschrijven. Het ging zo:
“Dat joch irriteerde me al bij binnenkomst, ik liep langs hem en voorzag meteen problemen. Hij bleek vervelender dan ik me ooit had kunnen voorstellen. Druk telefonerend en verbonden met de wereld vanuit die bedompte treincoupé waarin we zaten, met z’n Macbook op schoot en zijn iPhone vastgelijmd aan zijn rechterhand, ferm tegen de zijkant van z’n hipsterhoofd gedrukt, negeerde hij de directe wereld om hem heen als de pest. Ik bedacht dat als hij structureel zoveel belde als die dag, de straling van zijn toestel dan al snel een aanslag zou vormen op zijn brein. Een tumor ter grote van een golfbal zou dat laatste restje verstand wel uit z’n kop drukken, fantaseerde ik genoegzaam. Zijn keel brulde luid een continue stroom woorddiarree in z’n telefoon. Hoe sommige mensen het toch vol houden om langer dan een kwartier te zwammen over werkelijk niets, is mij nog steeds een raadsel. Ongegeneerd hard en ook niet gespeend van enig fatsoen om bepaalde onderwerpen ergens op een ander tijdstip aan te snijden, wauwelde dit ventje over ‘hoe Margriet het had aangelegd met de skileraar’ en hoe ‘fakking’ leuk dit en ‘fakking nice’ dat ging worden en hoe dronken ze zouden worden daar en daar. ‘Serieus gast!’ zulke taal sloeg hij uit.
Wat mij zo ergerde aan dit hipstertje was zijn volstrekte wereldvreemdheid, de manier waarop hij geheel achteloos en positief in het leven stond en kennelijk de spil vormde in zijn universum van leegte. Hij deed mij beseffen dat dat gele gevaarte dat dagelijks in de spits drommen mensen vervoert, normaal gesproken volgestouwd zit met bijna-doden, zielloze lichamen die enkel in de verte staren. Ze stinken naar vies afhaaleten en zweet en bovendien zijn ze stil, murw geslagen door hun ellendige sleur waar nooit een einde aan zal komen tot de dag dat ze overlijden en een nieuwe kandidaat hun plek willoos inneemt. Dat is het treinpubliek dat ik gewend ben. Vrolijke individuen die zich hieraan onttrekken vormen een inbreuk op de atmosfeer van treurige berusting die in het openbaar vervoer gemeengoed hoort te zijn. Ze zouden die inbreukplegers met Macbook en al uit een rijdende trein moeten flikkeren maar met de NS en haar vertragingen weet je zeker dat zulk ongedierte het dan alsnog overleeft.”
Toen ik wakker werd, realiseerde ik me dat ik Bastiaan heet en dat middelmatigheid een niet-afwasbaar stigma zal blijven maar dat ik eigenlijk best gelukkig ben. Berusting heet dat inderdaad.
Goed geschreven.