De gemeenteraadsverkiezingen zitten erop. Gelukkig maar. Politici in het wild, ik ben er allergisch voor. Niets irriteert meer dan aangesproken te worden door een volwassen man die me een ballon wil geven. En dan zijn vraag: “ergert u zich ook zo aan alles wat er misgaat in onze gemeente?”
Dat eeuwige gehengel naar je stem, het is me allemaal te veel. Dat buitelt maar over elkaar heen, dag in dag uit. De dooddoeners, het moddergooien, de poppenkast. Ik wil het niet meer weten. Echt, ik heb het geprobeerd, maar ik geef het op. Partijen roepen maar wat.
Maar het allerergst zijn de debatten op televisie; die stemmen mij zo intens droevig. Zei ik debatten? Het zijn geen debatten, want er wordt helemaal niet gediscussieerd. Elke lijsttrekker herhaalt tot vervelens toe de eigen standpunten. Hakken in het zand, de ander vliegen afvangen en van tevoren bedachte oneliners plaatsen. Meer is het niet.
Ik heb de afgelopen weken niet één politicus in een debat zijn mening horen bijstellen. Het is schreeuwen, de ander niet laten uitpraten en stug vasthouden aan het eigen gelijk – desnoods tegen beter weten in. En altijd het laatste woord willen hebben. Het is bijna sneu om te zien. Televisiedebatten in Nederland halen het niveau van De Rijdende Rechter niet eens.
Nooit een zweem van voortschrijdend inzicht, een handreiking, niets. Politici lúísteren niet eens naar elkaar. Het zijn net kleine kinderen. Wanneer je eenmaal tot dat inzicht bent gekomen, is het opeens heel logisch dat ze zo van ballonnen houden.
hear hear!