Met een vastberaden tred trapte de fietser zijn pedalen rond. Licht voorover gebogen, de extra handsteuntjes op het stuur van zijn stalen ros in de knuisten geklemd. De versnelling lekker zwaar, het tempo hoog en de wind glijdend over de aërodynamica van het gebolde lichaam. Door bossen, velden en paden van uitgestrekte natuurlandschappen. Overal fietste hij, zolang er maar geen gebouwen stonden en het liefst zonder andere mensen om hem heen. De leegte, die pure momenten waar de krachten van slechts een individu tellen, aangezweept door een stemmetje in zijn hoofd dat alleen hij horen kon, dat hem aanzweepte harder en verder te gaan en er voor zorgde dat hij zijn grenzen opzocht.
Daar, in de verte, liepen ze hem tegemoet. Een groepje wandelaars, als een trage kudde voortbewegend aan de rechterkant van de landweg. Oudere vrouwen van het type ‘zijn moeder’, met jasjes om hun middel geknoopt, rugzakjes om en veldflesjes bungelend aan een gordel om hun middel. Ontspannen aan de nordic walking, met de wandelstokken in de hand, die ze een voor een vooruit plaatsten door het vlakke land. Ze zouden nog eens om kunnen vallen. Er waren er temidden van dit groepje ook snuiters die zich met de wat ruigere variant van dit loopfenomeen bezig hielden: extreme nordic walking. Die deden het dan zonder stokken. Je moet maar durven.
De woeste fietser keek weer omlaag en zag het plaveisel van hard zand en grind onder zich voorbij schieten. ‘Harder, harder!’ zei het stemmetje in zijn hoofd. Er viel een druppel zweet van zijn voorhoofd.
Maar de woeste fietser moest hard in de rem, omdat zijn stuur zich anders als een gewei van staal, handvatten en kabels in de magen en veldflesjes van de kudde wandelaars had geplant. In zijn slip opspattend grind en een grote stofwolk, die langzaam vervloog.
“Kun je niet uitkijken?” vroeg een vrouw die Els of Fien heette met een lichte paniek.
De woeste fietser keek fronsend naar het groepje.
“Jullie lopen aan de verkeerde kant van de weg. Jullie zijn zogezegd aan het spooklopen. Voor hetzelfde geld was ik tegen jullie aan gebotst, met alle gevolgen van dien.” zei hij.
“Wij lopen gewoon net als alle wandelaars aan deze kant,” opperde een mevrouw met een bezweet halsrandje aan haar shirt. Met een pakje Wicky in haar hand wees ze nog eens naar de kant waar we allemaal stonden, alsof hij dat niet geheel zou meekrijgen.
“Dat zie ik. Maar de vraag vooral is: waarom? Het is raar en ondoordacht. Zo zoeken jullie het gevaar wel op, mevrouw Wicky.”
“Als we aan deze kant lopen, zien we duidelijk op tijd tegenliggers aankomen,” antwoordde Els of Fien.
“Precies, dus als je iemand aan ziet komen, dan ga je toch aan de kant?” opperde de fietser.
“Omdat we daar al lopen kunnen de tegenliggers dus veilig om ons heen rijden.”
De woeste fietser verhief zijn stem een beetje.
“Dus omdat jullie met een paar man breed spooklopen moet ik uitwijken? Met het gevaar dat een van achter aan komen denderende vrachtwagen mij overrijdt? Mooie boel dames!”
“Die vrachtwagen hadden wij dus al lang aan zien komen!” gilden de vrouwen schuddebuikend uit.
De woeste fietser zuchtte eens diep. Tegen zoveel non-logica was geen fietsstuur bestand.
Nee woeste fietser, deze ronde ga je niet winnen. Heb je trouwens wel licht op je fiets?