Tegenover me in de trein zit een man. Hij zoekt oogcontact, en hij drinkt één of ander alternatief energiedrankje. Iets tevoren verorberde hij kennelijk een croissant, getuige de vele kruimels om hem heen. Zijn hoofd ziet er wat verhit uit. De man is ergens begin zestig en draagt een stoffen broek die zo hoog opgetrokken zit dat een mannelijke variant van de cameltoe zich ontpopt in zijn kruis. Daarboven hangt een grote bult buikvet, afgesnoerd door zijn riem. Volgens mij is ‘ie deels onder invloed, maar waarvan weet ik niet. Ik negeer zijn oogcontact.
Dan komt er een jonge Turkse jongen met pet, schoudertasje, trainingsbroek en baard bij ons zitten. De oude man ziet kans een groepsgesprek te starten. “Weet iemand van jullie wie gisteravond heeft gewonnen, Benfica of Sevilla?”. “Ik kijk geen voetbal” antwoord ik hem. De jongen tegenover mij zegt ook van niets te weten. “Oh” gaat de man verder, “ja ik heb het niet afgekeken maar ik was zó benieuwd. Ik vond Benfica beter, veel in de aanval en toen die bal op de lat, man!” Ik antwoord opnieuw met “ik kijk geen voetbal”. De man is onverstoorbaar. Hij moet en zal ons vermoeien met zijn voetbalanalyse. Heb ik weer.
Uit mijn tas gris ik twee verfrommelde kranten. “Alstublieft” zeg ik, “hier zijn de kranten van vandaag. Daar zal het ongetwijfeld instaan.” “Nee, nee” zegt hij, “het was verlenging en daarom stond het ook niet in de Metro”. We checken het, geen nieuws in de sportbijlagen. Shit, nu blijft ‘ie vast doorgaan. Ik trek mijn telefoon uit m’n binnenzak en zoek de uitslag op. “Sevilla heeft gewonnen, ten koste van Benfica, en won zodoende de Europa League.”
De man kijkt me ietwat teleurgesteld aan, maar hij kalmeert niet van het nieuws, sterker nog, hij begint opnieuw een lofzang af te steken over Benfica. “Zij verdienden het eigenlijk te winnen, maar ja dit en dat en zus en zo…” Een relaas over de punt naar voren en met de bal naar achter volgt. Ik knak vanbinnen.
“Jij bent Turks zeker?” vraagt de oude man opeens aan de jongen naast hem. De jongen kijkt de man aan en knikt ja. “Ik vind Turkije altijd fantastisch voetbal spelen, ze hadden ooit een coach, en blabla dit en dat…” De jongen kijkt me wanhopig aan en ik lach maar een beetje schaapachtig terug. We hebben beiden duidelijk geen zin in deze kerel.
Ik pak mijn laptop en doe vervolgens alsof ik druk aan het werk ben. Dit gesprekje mag mijn Turkse vriend afhandelen. Ik zie op het raam dat we in een stiltecoupé zitten, en ben me plots bewust van de vele boze blikken die ons ten deel vallen. Toch is er niemand die opstaat en ons het zwijgen oplegt. Deed iemand het maar! Na een kwartier is de situatie ondragelijk. Opnieuw volgt een blik van verstandhouding tussen mij en de jongen met baard en trainingspak.
Ik tel opeens hard tot drie. De man hoort het niet eens en gaat hinderlijk door met z’n zwets. Op drie sta ik op en ik sla met het rode noodhamertje de ruit in. Dan staat de Turkse jongen ook op, en samen flikkeren we de praatzieke zestiger het raam uit. De reizigers in de coupé ontsteken in een luid gejuich. Zijn blikje energiedrank gooi ik de man uit beleefdheid nog na.
Zijn vertrek veraangenaamt de treinreis aanzienlijk. Dan schalt de stem van de machinist over de intercom; hij stelt voor de trein in z’n achteruit te zetten om de man zodoende voorgoed het zwijgen op te leggen. Een goed plan.
De trein komt tot stilstand en rijdt vervolgens een paar honderd meter terug. We voelen een kleine hobbel maar erg hinderlijk is dat niet. Heel zwak onder ons hoor ik iemand nog nareutelen over ‘de punt van de aanval’ en ‘sterk verdedigend in de 16’ maar de reutel verstomd al snel. We kunnen verder, eindelijk
“Meneer? Meneer?! Dit is het eindpunt van deze trein, we zijn in Den Helder. Wilt u uitstappen?” Ik schrik wakker. Kennelijk was ik in slaap gevallen, en wanneer ik mijn ogen open, zie ik dat de oude man en de Turkse jongen al lang en breed de trein uit zijn.
Ik pak de eerstvolgende trein terug. Benieuwd wie er nu weer tegenover me komt zitten.