De man is een jager. De vrouw zijn prooi. Dat is al zo vanaf het moment dat Adam Eva uit zijn ribben toverde.
We zijn iets geciviliseerder geworden: sloegen we voorheen de vrouw knock-out met een botte knoest alvorens haar richting grot te slepen, nu hebben we Tinder.
Natuurlijk is dit wat kort door de bocht; niet elke man laat zich leiden door zijn jagersdrift en niet elke vrouw stelt het op prijs zichzelf als prooi te laten zien.
Daar ben ik heel blij mee, want ik ben het type man dat blijkbaar al jaren geen honger meer heeft. Ik ben getrouwd en heb nog steeds niet de behoefte op jacht te gaan. Dat zou ook niet werken; ik kan het namelijk niet.
In de tijd dat je poep nog met een lange “oe” schreef, was ik een puisterige puber die altijd ergens aan de zijkant van de dansvloer verlekkerd naar het vrouwelijk schoon stond te kwijlen, maar nooit het lef had een dame aan te spreken, laat staan ermee te dansen. Ik was en ben bijzonder motorisch ongeschikt voor de ritmische paringsdans die zich op een zweterige dansvloer voltrekt.
Het is een wonder dat ik überhaupt getrouwd ben.
Vrouwen voelen dat. En daarom voelen ze zich veilig bij mij. Ben ik de beste vriend, het broertje dat ze nooit hebben gehad.
Mannen vinden mij gewoon een homo die nog uit de kast moet komen.
Sommige vrouwen gaan een stapje verder; zij zien míj als prooi.
Laatst was ik met beide kinderen in de supermarkt de bakboter aan het besluipen, richting toverrijst aan het tijgeren en de cola aan het achtervolgen. In elke rij kwamen we dezelfde dame tegen. Vriendelijk glimlachen, standaard opmerking over de derde keer trakteren en daar netjes smakelijk om lachen. Want dat hoort.
Bij de kassa stond ze achter me en maakte een vrolijk praatje met de kinderen – om vervolgens het gesprek met mij voort te zetten. Over koetjes en kalfjes, dus prima; de kinderen hadden het goed volgehouden in de winkel en ik was daarom vrolijk.
Mijn twee draakjes gingen alvast even buiten spelen en ik wilde bij de shag-shop mijn verslaving inslaan.
Toen ik uit mijn winkelkarretje mijn muntje peuterde, kwam de dame naar mij toe, stopte een papiertje in mijn hand en fluisterde in mijn oor: “van zo’n leuke papa wil ik ook wel een kind baren.” Op het papiertje stond haar telefoonnummer. Met een knipoog heupwiegde ze de hoek om.
In de seconden die volgden, was het stil. Volkomen stil in mijn hoofd. Ik was het hert dat met grote reebruine ogen in de koplampen staarde. De prooi.
Ik stotterde iets, sleepte de kinderen in de auto en heb het verhaal meteen opgebiecht aan mijn vrouw.
Die na 5 minuten hinniken Facebook spamde met dit verhaal. Trots op het feit dat ik voor haar gekozen had.
En ik? Ik voelde me vies en bekeken. Een slachtoffer van vrouwelijke seksuele oerdriften.
Lekker vies. Dat wel.
Heerlijk. Niets fijners dan een man aan het stamelen brengen door hem aan te spreken op zijn teerste punt; zijn eigen rondhuppelende sperma. Een zwakke plek bij vaders, en de directe weg naar blozende wangen en wilde fantasieën.
Ik word een beetje bang van je, Charlotte…
Ooooo dit herken ik nog. Jij bent idd de ideale man. Schrijf voorlopig nog maar door.
Ik doe mijn best! 🙂