Iedereen die al jaren ervaring heeft met werk herkent hem: de sollicitant. Een in een iets te ongemakkelijk pak gestoken naar angstzweet riekende stotteraar die met overslaande stem trilt dat hij (of zij) een pracht c.v. heeft dat prima aansluit op de eventuele werkzaamheden. Deze persoon is altijd zeer gemotiveerd om de handen uit de mouwen te steken, is iemand die prima in een groep functioneert en vooral: betrouwbaar. De man bevindt zich in de hel die solliciteren heet.
Deze persoon wordt bij het koffieapparaat door de vaste medewerkers van het bedrijf massaal over de tong gegaan. Hoongelach tot gevolg. Het kantoorpersoneel heeft immers een baan; deze zwetende oempaloempa niet. Grijns.
Waarom moet hij solliciteren?
Feit is dat deze persoon waarschijnlijk al jaren gebonden is aan het verplicht solliciteren dat het UWV oplegt. Minstens één sollicitatie per week. Meer dan eens wordt er gesolliciteerd op banen waar de sollicitant totaal geen kans op maakt. Er zijn nog honderden andere sollicitanten met betere papieren, of de sollicitant zelf is over geclassificeerd.
Met geluk krijgt de sollicitant een afwijzing. Nooit telefonisch. Per post als het bedrijf nog enig fatsoen heeft, maar meestal gewoon per mail. Vaak hoor je niets. Gewoon niets. Niet eens een bevestiging dat je brief is aangekomen, neen, niets. N-i-e-t-s.
Het is de ultieme macht die werkgevers hebben; de nihilistische communicatie. In dit geval richting sollicitant, maar deze arrogantie heeft menig bedrijf ook richting haar klant.
Dit keer is de sollicitant uitgenodigd voor een gesprek. Het gaat om een baan waar hij eigenlijk geen zin in heeft. Het salaris is veel minder dan dat de sollicitant gewend is, de arbeidsvoorwaarden zijn nul en de uren vallen zeer vervelend uit. Toch zal de sollicitant deze baan nemen, mocht hij de baan aangeboden krijgen. De uitkering is namelijk al stopgezet, net zoals de abonnementen die hij nog had. Vakanties zijn al jaren niet meer gevierd en de auto is wegbezuinigd. Met geluk kan de sollicitant elke maand de hypotheek betalen. Met heel veel geluk kan de sollicitant, zij het zeer sporadisch, een avondje uit. Hij gaat niet naar een goed restaurant, maar naar een kleine vreetschuur. Het eten smaakt op zich prima, maar de link naar zijn leven is snel gemaakt; de glans is er vanaf. Zouteloos.
De sollicitant wil meedoen in de maatschappij. Hij wil zichzelf waardevol voelen. Hij wil af van de geldzorgen, maar vooral wil de sollicitant af van het geroezemoes in de straat. Hij wil af van de schaamte. De sollicitant wil niet meer graaien in de supermarktbak waar de bijna onverkoopbare producten met 25% korting over de toonbank gaan. Hij wil een A-merk.
Dus zweet hij. Trilt hij in zijn ongemakkelijke pak dat hij van zijn vader geleend heeft. Bovenstaand verhaal is waarom hij zichzelf probeert te verkopen aan de werkgever. Hij geeft, net als zijn eventuele toekomstige collega’s, geen hol om die baan. Hij wil zijn gezin onderhouden en als dat een kutbaan betekent, oppert hij zich op.
De werkgever weet dat. Geniet daar van. De werkgever laat de sollicitant nog eventjes zweten. Stopt nog net geen zout in zijn koffie. Bij binnenkomst weet de werkgever al of de sollicitant de baan krijgt of niet. Maar macht is zo ontzettend lekker. Nog even genieten. Prachtig beeld, dat angstzweet dat zo vlak langs zijn ooglid richting wang kruipt. Macht en zwaartekracht; geniale combinatie.
Tot de reorganisatie komt. Staat de baas ineens op straat.
Lekker.
Lijkt defensie wel….. Enne, deze meneer KAN tenminste nog uit eten! ….
sporadisch he?