Vanmorgen rond 6 uur. Ergens in Zuidoost Brabant. Simultaan gegil vanuit de verschillende kinderkamers komt mij ter ore.
“JAAAAAAAA!!!! Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw!”
Onze slaapkamerdeur wordt uit zijn voegen geschopt. Mijn vrouw wordt uit haar nachtjapon gescheurd en staat met rode wallen samen met de kinderen uit het raam te staren. Terwijl de kinderen op het bed staan te stuiteren steekt mijn vrouw haar vuist de lucht in. “Joeghei. Sneeuw.”
Draak één en Draak twee stormen richting woonkamer. Mijn vrouw en ik blijven nog even liggen in de hoop dat we een klein beetje slaap kunnen inhalen. Beneden horen we echter twee energiebommen remsporen op het laminaat trekken. Ze zijn te vergelijken met een hond die schuivend met zijn anus op de vloer probeert zijn drol uit zijn vacht te krijgen; onrustig en zwaar irritant.
Ik besluit naar beneden te gaan. Als ik de deur open maak trekken de kinderen zowat het gordijn uit haar rails en scanderen “VERRASSING!” SNEEUW! TADAAAA!!” Ze duwen mijn gezicht tegen het raam. Met dikke wallen mompel ik; “Joepie. Sneeuw.”
Mijn koffie heb ik extra sterk gezet. Het zoetje laat ik achterwege.
Straks ga ik op zoek naar de slee. Als ik wakker ben. En vrolijk.
Joepie. Sneeuw.