‘Vergeet de bloemkool niet!’ zei Gerrit. Gerrit zei dat soort dingen wel vaker als hij dronken thuiskwam; hij had een ding voor vergeten groenten. Hoewel het te betwisten viel in hoeverre bloemkool tot de vergeten groentesoorten behoorde, wilde Gerrit er toch graag op wijzen dat de bloemkool pertinent niet uit ons collectief geheugen mocht te verdwijnen.
Sommige mensen vonden Gerrit maar een rare snuiter. Ja, hij dronk te veel, maar wie hield er tegenwoordig nog wel maat? Jezelf inhouden, dat was iets voor losers. Doorslaan en onbalans waren gemeengoed geworden, na vele decennia de grenzen opgezocht te hebben. De afgelopen vijftig jaar kenmerkten zich uitsluitend door het losweken van alle christelijke normen en waarden. Soberheid en matiging werden omgezet in uitbundigheid en excessen.
Gerrit was een rare snuiter die zich uitzinnig kon verliezen in uitbundige excessen, en in groentesoorten. Dat laatste kwam omdat zijn vader, grootvader en de vele generaties voor hen allemaal slager waren geweest. Gerrit had altijd gevonden dat er in het slagersvak te weinig oog was voor de schoonheid van groenten. In erwtensoep draaide het om de vele soorten vlees; was het spek wel goed genoeg uitgebakken, was de schenkel volledig doorgekookt en de rookworst niet te droog?
De groenten, daar werd niet naar omgekeken. Wanneer die eenmaal stukgekookt waren tot een zompige massa ontstond, een snottige brei die de klant achteloos naar binnen lepelde, zonder zich ook maar te bekommeren om de structuur die de winterpeen, de spliterwt en de witte ui ooit hadden, dan was dat een prima soep volgens zijn vader, grootvader en de vele generaties slagers voor hen. Onbegrijpelijk vond Gerrit dat, en in het licht van die gebeurtenissen was het dan ook volstrekt begrijpelijk dat hij aan de alcohol verslingerd raakte.
De alcohol verzachtte Gerrits gedachten. Het haalde de scherpe randjes van die stekende, kwellende herinneringen die zijn geest tergden. Niet alleen de totale onverschilligheid tegenover groenten was hem een doorn in het oog, zijn excessieve levensstijl wortelde voor hem evengoed in het afzetten tegen zijn calvinistische roots. Hij kon niet anders dan zich verliezen in alles waar de kerk ooit tegen was.
Gnuivend dacht hij aan die hypocrisie. Er werd volop gezopen en gevloekt en voor het huwelijk gewipt, de eigen kroost betast, maar dat alles vond plaats in de beschutting van het eigen heiligdom, in de huiskamer waar vader op zondagmiddag ook stichtelijke liederen ten gehore bracht vanachter zijn orgel, of in de slaapkamer van zijn inmiddels overleden zusje Hennie. Hennie pleegde zelfmoord. Nee, als er íemand recht had zich te verzetten tegen alles, dan was het Gerrit.
Hoe hij beschonken, met een half glas lauw bier in de ene hand en een combimixer in de andere, kon spreken over de muizen die hij hield in zijn woning achter het centraal station, was volstrekt hilarisch. Niet dat Gerrit zich daar iets van aantrok. Waarom zou hij niet met een mixer rond kunnen lopen wanneer hij dronken was? Deed iemand ooit moeilijk over Erika toen ze katsbezopen rondliep met een kerstmuts op haar hoofd, terwijl de temperatuur op die warme augustusavond nog minimaal 23 graden bedroeg?
Het was weer die hypocrisie die hem tegen de borst stuitte. Als drieënveertigjarige vrouw jezelf belachelijk uitdossen was geen enkel probleem, maar hij, zijn combimixer en zijn muizen, daar werd lacherig over gedaan. Hypocrisie waren in Gerrits ogen verderfelijker dan rode stoplichten. Opnieuw gaf hij zijn opvoeding daar de schuld van.
Nu stond hij op het balkon van zijn woning. De muizen achter hem rommelden wat aan in hun tredmolentjes, zijn bier was lauw en de mixer miste één van de gardes. Verdwaasd drukte Gerrit op het bovenste knopje, waardoor de enige garde die nog wel in de machine zat naar beneden viel, op het balkon stuiterde en precies tussen twee tralies van het balkonhekje doorschoot. Wat kon hem het schelen. Morgen kocht hij gewoon een nieuwe. Rebels als hij was, besloot hij de rest van het apparaat daarom maar achter de garde aan te smijten.
Leven op het randje, dat was Gerrit. Zonder matiging en zonder gêne.