Ik heb een bijzonder goede tandarts. De man staat tot in de wijde omtrek bekend als de meest vakkundige arts op zijn vakgebied. Hij leest mijn columns, dus vandaar de veren. Ik ben namelijk doodsbang voor een behandeling bij de goede man. Dat komt omdat de tandarts in mijn jeugd een enorme kenau was die met haar strapatsen mij een trauma heeft bezorgd.
Tegenwoordig doe ik altijd of het bezoek niets voorstelt. Dit omdat ik met het hele gezin ga en ik de kinderen niet bij voorbaat zo’n trauma wil laten oplopen.
Maar nu ben ik alleen naar de smoelsmid gereden. Een ingelast bezoek. Er moesten drie kiezen gevuld worden. En ik moest hierbij helaas aanwezig zijn. Met knikkende knieën en een overdreven schoon gepoetst gebit stap ik de praktijk binnen. Ik zie in de wachtkamer een aantal mensen de Viva lezen en prijs mezelf gelukkig met het idee dat een en ander zal uitlopen, gezien de drukte. De assistente ziet mij echter en wenkt me direct de behandelkamer in. Kut.
Terwijl ik haar een hand geef zie ik een zwangere buik. Ik zeg er niets over, want voor hetzelfde geld is ze verslaafd aan frikadellen en slikt ze de mayo. Zonder er teveel aandacht op te werpen ga ik liggen.
De assistente is een hele lieve jonge dame die al jaren mij in de stoel heeft zien liggen. Zij weet hoe ik beef zodra de arts met mij bezig is, dus ik houd me niet groot. Eerlijk als ik ben vertel ik haar hoeveel kleuren stront ik schijt en dat ik vooral de verdoving laten zetten wederom een crime vind. Een naald in mijn gehemelte vind ik naar. De dame in kwestie glimlacht zoals alleen zij dat kan en vanuit mijn ooghoek verschijnt de tandarts in hoogst eigen persoon. Hij geeft een hand, pompt mijn stoel omhoog en hij pakt de verdovingsinjector.
Maar op het moment dat de spuit mijn mond in gaat zie ik twijfel in zijn polsbeweging. Hij trekt de naald terug. Zijn hoofd draait een kwartslag en in keurig ABN zegt hij: “Mabel, wil jij het misschien doen?”
In de deuropening verschijnt Mabel. In smetteloos wit. De lange blonde haren wapperend door de lichte zucht wind die vanuit mijn open mond de ruimte vult. De slanke heupen uitnodigend naar mijn stoel bewegend. De enorme blauwe ogen op de spuit van de tandarts gericht. Met een stem waar zelfs Katja Schuurman frigide van wordt hijgt ze; “Graag, Peter.”
Daar lig ik doodsbang te zijn. Met naast mij een van de mooiste dames die ik ooit in mijn leven gezien heb. Dit is dé hel voor mannen. Nu moet ik kiezen: óf ik blijf zeven kleuren stront schijten en zal de boeken ingaan als die sukkel op de stoel, óf ik probeer wanhopig de komende behandeling zo masculien mogelijk te blijven, hopend op de utopie dat ze bovenop mij klimt en de mayo uit mijn frikadel knabbelt. Beëlzebub gevangen in het lichaam van Aphrodite; hoe heftig kan een tandartsbezoek zijn?
Peter, de tandarts, stelt mij Mabel voor. Een stagiaire, zegt hij.
Stagiaire? En die gaat mij in mijn gehemelte prikken? Met haar keurig verzorgde nagels en haar poezelig zachte handen? Maar dat wil ik. Niet.
Maar de arts waarvan ik nu pas weet dat hij Peter heet vertelt me dat Mabel moet leren hoe je doodsbange patiënten gerust moet stellen.
Illusie armer. Keuze is gemaakt. Dag mannelijkheid. Ik ben het ultieme voorbeeld van het trauma dat Mabel mag behandelen. Deze gedachte maakt mij onoplettend en meteen penetreert de spuit mijn gehemelte. De arts geeft Mabel instructies terwijl mijn wang vochtig wordt van de traan uit mijn dichtgeknepen oog. Vervolgens spuit Mabel mijn tandvlees vol. Omdat de verdoving moet inwerken gaan ze naar een andere patiënt. Mij laten ze achter. Wanhopig probeer ik te ontspannen. Niet alleen om Mabel het idee te geven dat ze haar opdracht goed uitvoert, maar ook omdat ik mijn rijzende bobbel wil onderdrukken.
Als ze terug komen gaat de tandarts geroutineerd aan de slag terwijl Mabel haar enorme kijkers de kost geeft. Ik voel niets maar ik hoor alle kloppende, zagende, schurende en piepende geluiden. Ik voel de stukken kies op mijn tong vallen en begin als vanouds te trillen. Mijn hele lijf begint te schokken en ik heb mijn ogen stevig dichtgeknepen. Dan maar een angsthaas. Het is een wonder dat mijn kringspier zijn werk blijft doen. Ik hoef in ieder geval niet bang te zijn dat mijn broek te strak bij mijn kruis zit.
Mabel ziet het.
Mabel leg haar vrije hand op mijn schouder. “Het komt goed, meneer,” ademt ze in mijn oor.
En ik ontspán me toch een partij hard.
Vervolgens moet de tandarts wachten tot de vloeibare onderlaag van de vullingen hard wordt. Ik krijg een watje tussen mijn tanden en de delegatie, inclusief Aphrodite gaat richting patiënt nummer zoveel.
Ik open mijn ogen en staar ongegeneerd naar de strakke billen van Mabel. Het kan mijn imaginaire herinnering zijn maar ze draait zich om, houdt haar vlakke hand onder haar kersenrode lippen en werpt mij een handkus toe.
Dit is de beste tandartssessie ooit. Ik overweeg om morgen heel hard tegen een deur te beuken, in de hoop een aantal tanden te verliezen.
Na pas een half uur komen Peter en de stagiaire terug. Mij maakt het niet meer uit. Ik wil snoeihard trillen en een hand op mijn schouder. Peter begint weer vrolijk op mijn kiezen in te hakken en op het dat moment voel ik iets.
Ik voel een gigantische pijnscheut in mijn rechterbovenhoek van mijn mond. Precies daar waar drie van mijn kiezen uitgehold zijn. Waar allerlei chirurgisch stalen klemmen omheen gedraaid zitten en waar meneer de perfecte tandarts zijn klopboor in geplant heeft.
Ik beuk met mijn handen op de stoel. Ik schreeuw zo hard als de klemmen mij toelaten en ik rochel een afgebroken stuk kies recht richting neus van Peter.
Automatisch grijpt hij de verdovingsspuit. Hij plant de prikker onder mijn kiezen en daarna prikt hij mijn gehemelte nog eens lek. Ik open mijn ogen en ik zie boven het mondkapje een verwijtend paar ogen richting stagiaire staren. Ik kijk naar de borsten van Mabel en bedenk me dan dat ik beter naar haar gezicht kan loeren. Ik zie haar rode hoofd en een paar schuldige blauwe kijkers. Een klein zweetdruppeltje op haar geprononceerde jukbeenderen. En een zwangere doch professionele assistente die haar meeneemt naar een andere ruimte.
Het kwartier dat volgt zwijgt Peter. Driftig hakt hij erop los en ik wil Peter niet teleurstellen. Ik uit mijn trauma bijzonder dramatisch. Een mager speenvarken is er niets bij. Dit is hel.
Nadat de kiezen gevuld zijn verontschuldigt Peter zich vanwege het onprofessionele gedrag van de stagiaire, vraag of ik een vervolgafspraak heb staan en hij beent weg.
Ik pak mijn jas en bibber richting uitgang. Ik manoeuvreer mijn auto richting de parkeerplaats van de kapper.
Kijken of daar nog lekkere wijven werken.