Het was al eerder gebeurd en nu gebeurde het weer. Toen was hij jonger en buigzamer. Nu was hij zes en zijn schoenmaat verdubbeld. Fietsend, neefje achterop, ineens geschreeuw gevolgd door een luid gejammer. Op vrijdag de dertiende zat zijn voetje knel tussen de spaken en de vork van de fiets.
Mijn fiets liep vast en ik hoorde het geschreeuw, door merg en been. We fietsten door een volksbuurtje. Je kunt veel zeggen van volksbuurtjes, maar als er iets is, snelt iedereen zich naar buiten om te helpen. Het neefje schreeuwen en schreeuwen. Het lukte me om zijn voetje uit zijn schoen te wringen, maar het voetje zat nogal scheef. Een vrouw bemoeide zich ermee, een huisarts was heel dichtbij, hij achterop de fiets van de vrouw naar de dokter.
Het voetje werd dikker en dikker en er zat een fikse schaafwond op. Het lijkt allemaal mee te vallen, niks gebroken, waarschijnlijk alleen een enkelband afgescheurd. Opluchting. Toch voel ik me heel stom als oma hem met de auto ophaalt en ik met de fiets in de hand naar huis loop.
Hij moet het hele weekend met zijn voet omhoog op de bank zitten, zei de dokter. Ik kom langs een kringloopwinkel en koop een boek en drie DVD’s voor hem. Even later kijken we samen Bert en Ernie. Ik lees hem voor voordat hij gaat slapen en we zijn weer dikke vriendjes. Ik denk dat er nog een paar levens overheen gaan, voordat ik vader word.