“Papa, ik heb wol nodig voor school. En een haaknaald.”
Mijn eerste innerlijke reactie: vraag dat maar lekker aan mama.
Mijn tweede gedachte: ik heb nog wel wat glaswol van de zolderisolatie liggen, neem dat maar.
En vind mezelf best wel grappig.
Dan bedenk ik, dat ik dit soort dingen toch ook op geëvrouwcipeerde wijze zélf moet kunnen regelen.
“Het moeten wel mooi bij elkaar passende tinten zijn, paps. Je weet wel, crème, lichtgeel, donkergeel, oker en zo.”
Oh man, nu komen de ware problemen. Ik vraag me af wat oker ook alweer is. Zal wel rood zijn, dat klinkt redelijk hetzelfde. Kleuren zijn nooit mijn sterkste kant geweest. Ik snap het nut niet van dat alom geprezen vermogen om donkergeel en lichtoranje van elkaar te onderscheiden.
‘s Middags rijd ik uit mijn werk naar de handwerkwinkel. Bijna zenuwachtig drentel ik wat door de zaak, op zoek naar iets wat eruit ziet als wol. De verkoper kijkt me meewarig aan.
“Kan ik u misschien helpen?”
“Ja. Ik moet wol hebben. En een haaknaald. Voor mijn dochter.”
Ik zie hem denken: “Weer zo’n macho-pappie die zo nodig moeders wil laten zien, dat hij dit soort dingen óók best kan.”
En hij ziet mij denken: “Als jij verstand van wol hebt, ben je een homo.”
“Welke sterkte moet de wol hebben? En welk nummer haaknaald heeft u nodig?”
Ik sta met mijn mond vol tanden en laat met duim en wijsvinger zien, hoe dik de boel ongeveer moet zijn.
“Zoiets.”
Kan mij het bommen, als het maar wol is.
Hij trekt een la open. Dertig soorten groen. Ik hou niet van groen. Dat was de lievelingskleur van mijn ex. Volgende lade. Vijftig tinten grauw en vaalzwart. Nee zeg. Depressiviteit hoeft niet gestimuleerd te worden. Nog een la wordt opengetrokken. Ah, we komen in de buurt. Verward staar ik naar een regenboog van bordeauxrood, karmozijnrood, cadmiumrood, ossenbloedrood, koningsrood en donkeroranjegeelgroenrood, maar ik zie het verschil niet. Rood is mooi. Klaar.
“Doe maar wat. Als het maar een beetje bij elkaar past. Vier balen graag. Oh, en die bijbehorende haaknaald, die ook.”
Stoïcijns en verdacht doelgericht pakt de verkoper alles bij elkaar. Hij weet van wanten.
Triomfantelijk rijd ik met het plastic zakje naar huis. Dit heb ik toch maar mooi gefixed, háh!! Ik verheug me al op mijn rustige avondje onderuitgezakt op de bank.
Thuis wordt het tasje meteen uit mijn handen gegrist.
“Shit, pap! Ik wou helemaal geen rood! Ik wou géél! Dat zei ik toch! Pffff, ik vraag mama morgen wel.”
Ze stampt weg.
Ik ga een bivakmuts haken.
Bloedrood.
Voor de bankoverval.
Aangezien je blijkbaar een dochter hebt, zou je moeten weten dat het invullen van haar wensen bloedlink is. Je dient bij elke (vaag uitgedrukte) wens nadrukkelijk om uitleg te vragen of in ieder geval te dubbelchecken of “dit” is wat ze bedoeld of toch iets anders. Geen aktie voor er absolute duidelijkheid is, we kunnen geen gedachten lezen. Doe je dat toch, ben je per definitie een lamlul die vrouwen niet wil begrijpen, ook al voldoe je wel aan de wensen, want dan worden diezelfde wensen ter plekke bijgesteld.
Sterkte.
Ik ben er inmiddels ook achter. Bij het grote vrouwmens ben ik hierbij volledig in gebreke gebleven, maar bij het kleine vrouwmens is de schade eventueel nog te herstellen…
Dank voor de tip!