Ik heb een fobie. Voor slangen. Sinds ik als klein onderkruipsel ergens in de bergen een zwarte adder tegen kwam ben ik panisch voor die beesten. Mijn kinderen weten dat en mijn fobie zorgt voor hoongelach. Met grote regelmaat ben ik het middelpunt van pesterijen. Ik word bestormd door knuffelslangen. Terwijl ik een natte washand in mijn nek gesmeten krijg gilt Draak twee dat een waterslang mij aanvalt. Het zal niet de eerste keer zijn dat ik na het stoeien achterblijf met tandafdrukken in mijn onderarm. Ineens zijn de draken verworden tot cobra.
Ik ben dat beu. Tijd om de Draken te laten zien dat angsten voornamelijk bestaan om overwonnen te worden. Op naar de Oliemeulen in Tilburg. Daar mag je namelijk onder professionele begeleiding slangen vasthouden. En vogelspinnen, maar die zijn niet eng.
De kinderen juichen als ik het ze vertel. Ze stuiteren de auto in en hebben niet eens tijd om een spel op de tablet te spelen. 2 Paar grote blauwe ogen glimmen in de achteruitkijkspiegel en mijn vrouw vult de ronkende ruimte met zelfbedachte slangenhymnes. Gespannen, maar nog best vrolijk stuur ik richting Tilburg.
Maar bij aankomst raak ik de weg kwijt. Niet qua navigatie; in mijn hoofd. Ik wil weg. Terug naar huis, onder mijn deken.
De Draken slepen mij over de drempel. Letterlijk word ik richting balie geduwd. De eigenaar van de Oliemeulen glimlacht. Ik ben niet de eerste en zeker niet de laatste vader die door zijn kinderen mee naar binnen begeleid wordt. Hoewel hij toe moet geven dat vaker de moeders naar binnen geduwd moeten worden. Heb ik weer; een eigenaar met humor.
Ik begin met de giftige kikkers. Die zijn niet eng. Ze zijn dodelijker dan de meeste slangen in het huis waar ik mij bevind, maar ik vind ze per definitie niet eng. Gek, hoe de hersenen werken.
Vanaf een afstand bewonder ik de tweekoppige slang. Klein beestje, dus nog te hebben. Ik merk dat ik wat ontspan.
We gaan naar buiten. De roofvogelshow begint bijna. Dat kan ik ook nog wel hebben. Nadat beide kinderen schitteren in de show (en niet die stomme kerkuil op hun arm) zegt mijn vrouw dat het tijd wordt om de slang vast te pakken. En dat bedoelt ze niet seksueel.
Slik.
Bevende benen slepen mij de trap op. Ik negeer de terrariums met reptielen en neem plaats in een kuipstoel. De eigenaar vertelt vol overgave over slangen. Draak één wil later Freek Vonk worden en hangt aan de lippen van de man. Draak twee is moe en hangt aan de nek van papa. Dan ineens wordt de rattenslang erbij gehaald en wordt dat beest om de nek van een dreumes op rij één gehangen. Het kereltje kirt extatisch maar ik voel de fictieve diarree langs mijn knieholtes in mijn schoenen druipen.
Onverstoorbaar wordt de slang om nekken gehangen. Foto’s worden geknipt en dan hangt dat beest ineens om de nek van Draak één. Meneer glundert. Mijn vrouw krijgt hem om haar nek en ik moet even denken aan een opmerking die iemand op Twitter plaatste: “Het voelt als een piemel.”
Dan krijgt Draak twee de slang om haar nek. Draak twee zit op míjn schoot. Mijn adem zit boven mijn adamsappel en ik weiger met mijn groot geopende ogen te knipperen. Meneer vraagt of ik ook wil en ik beef nee. Tranen in mijn ogen.
De Draken kijken teleurgesteld mijn kant op.
Daarna komt de vogelspin. Prachtig beest en normaal gezien ben ik totaal niet bang voor deze kruipers. Maar nu vind ik zelfs een oorwurm dodelijk en ik weiger het beestje op mijn handen te nemen. En dat terwijl beide kinderen en mijn vrouw uitgebreid op de foto staan met “Kriebeltje”.
Het is afgelopen. De slang kruipt ijverig in zijn hok en de spin staart mij vanachter het raam stoïcijns aan. De kinderen zijn wat stil. Mijn vrouw knijpt in mijn onderarm en zegt dat ze ondanks alles toch best trots op mij is.
Die opmerking is dodelijker dan het gif van alle cobra’s bij elkaar.
Demonstratief maar vooral woedend op mijn eigengereide schijterij aai ik uitgebreid de loslopende stinkdier. Want ik heb geen angst. Ik duw mijn hoofd zowat in de bek van de serval. Freek Vonk ziet mij als zijn meester, zo onverschrokken als ik ben.
Ik schijt met de deur open want in de jungle hebben ze ook geen deur. Ik bijt de kop van een gekko en veeg mijn reet af met het leeg bloedende lijfje. Wc-papier is immers voor mietjes. En tussendoor scandeer ik dat het tijd is. De presentatie over slangen en spinnen begint weer.
Zelfverzekerd, bijna arrogant been ik naar boven. Ik ga ergens achterin zitten. Ik klem mijn armen om de jongste Draak en luister met een half oor naar een slank, onverschrokken jonge meisje dat hetzelfde verhaal van een half uur geleden vertelt aan de nieuwe groep bezoekers. Met onvermoeide enthousiasme.
Slang komt. Slang gaat om mijn nek. Ik knijp mijn ogen stijf dicht. Maar ik aai slang. Fuk angst. Fuk de wereld. Fuk joe, rattenslang met je cloaca.
Kriebeltje slaapt op mijn handen. Als ze opgepakt wordt voel ik de minuscule nageltjes in mijn handpalm en ik vind dat cool. En de kinderen zijn trots op hun held. Want dat ben ik. Een onverschrokken vader. Een halfgod. De heerser der Draken.
Met een natte remspoor in mijn boxer. Dat wel.