Vanmiddag was ik getuige van het mooiste tafereel dat ik ooit heb gezien. Ik fietste langs een supermarkt, het zonnetje brak half door en daar was het dan. Op een bankje. Zo zonder Instagram-filter.
Het was zowel geil als mooi. Een bloedlinke combinatie. Ze zat daar voor de supermarkt, knagend aan de meest onderschatte delicatesse uit de Nederlandse delicatessegeschiedenis.
Lange tijd heb ik niet geweten dat deze snack bestond. Een taai broodje met een vloeibaar stukje vlees en de aangekoekte rode saus. Ik zag ze eens in de schappen liggen en ik was verkocht. Het frikandelbroodje.
Maar het was niet alleen het broodje wat mij kippenvel bezorgde. Het was zij, de eter, de consumente van het culinaire meesterwerk. Met een lege blik keek ze in de verte. Alsof niet zij het broodje at, maar alsof het broodje haar verorberde. Haar houding was perfect. Ingezakt, buik op de knie.
Ze at niet snel. Nee, ze gaf zich helemaal over aan het broodje. Eerst de randjes, alleen bladerdeeg, slechts een voorproefje. Dan dat heerlijke koude stuk vlees. De curry als kers op de taart.
De kruimels zaten in haar mondhoeken, een druppel curry droop over haar kin. Door de zon zweette ze en het zweet mengde zich met de currydruppel. Het waaide, een plukje sluik haar plakte vast aan de druppel en het zweet. Ze veegde de pluk uit de druppel en de druppel verspreidde zich over haar hele kin. Nieuwe wind, meer sluik haar in de curry.
Even keek ze mij verontschuldigend aan. Maar ze voelde zich niet schuldig. Een kleine schoudertrekking van: ‘Ja, ik mag toch zelf weten wat ik eet’. Toen weer die leegte, het sprankeltje zelfverwijt kwijnde langzaam weg in een diepe apathie.
Het kapitalisme, de consumptiemaatschappij en de verwoede poging van de mensheid om grip op het leven te krijgen eindigend in passiviteit, samengevoegd in één beeld. Zal ik ooit nog zo’n stijve krijgen terwijl er een traan over mijn wang biggelt?