Zojuist werd ik wakker naast de vrouw met wie ik gisteren op de kop af zeven jaar getrouwd ben. We hebben het gevierd. Met een etentje. Zonder Draken. Even tijd voor elkaar. Dat is belangrijk in een relatie. Voor je het weet eisen de kinderen alle aandacht op en vergeet je dat er nog een partner in huis leeft. Ik vergeet dat zo ongeveer elke avond, als ik op de bank probeer geen chips te eten. Maar gisterenavond heb ik dat goed gemaakt. We zijn gaan eten in een restaurant van háár keuze.
Geen spareribs met bijbehorend lauw citroenwater voor mij. Niet twee uur lang onbeperkt schransen in een sfeervol verlichte vreetschuur. Kaarslicht. Tafeltje voor twee, bij het raam. En de boodschap naar de serveerster dat er tussen de “couverts” genoeg tijd moet zitten. Niet als voorgerechtje een bak brood met vette knoflookboter, maar “zelfgebakken, rustiek gesneden speldbrood geserveerd met huisgemaakte olijftapenade op een bedje van in aïoli gesmoorde radijsjes”. En daar dan heel weinig van.
Als hoofdgerecht nam mijn vrouw de “visverrassing”, malle meid als ze is. Ik bestelde hongerig een ribeye. Deze bungelde ergens onderaan de menukaart, ver onder de “Langoustine” en de “in gember gemarineerde stierenscrotum, zachtjes geblancheerd in het vocht van een Bengaalse maagd”. Na letterlijk een uur wachten kwam de appetijtelijke serveerster met twee enorme borden de keuken uit gesneld. Op het bord van mijn vrouw lag een niet gefileerde sliptong dat haar glazig aanstaarde. Op mijn bord de ribeye van het kleinste rund dat de slachterij vinden kon. Daarnaast een druppel peperroomsaus. De serveerster snelde terug de keuken in. Wij hoopten op de bijgerechten, maar ze kwam terug met een lege schaal en een fileermes. Zo kon mijn lieftallige echtgenote nog even flink aan de vis timmeren om uiteindelijk haar holle kies te vullen.
Binnen drie minuten hadden wij ons hoofdgerecht naar binnen gewerkt.
Romantisch als ik ben heb ik het half uur tussen het hoofdgerecht en het toetje zitten vloeken als een schipper wiens bootsjongen te nauw blijkt te zijn. Mijn vrouw genoot.
Het toetje was briljant. Dat moet gezegd. M&M’s, gemaakt van echte Belgische chocolade, da’s lekker. Alleen thuis vreet ik binnen vijf minuten een hele zak daarvan leeg. Hier moest ik het doen met drie kunstig op een bord gedrapeerde korrels chocolade. Daarnaast een kopje goede espresso, dat wel.
Het afrekenen was zuurder dan de decoratieve citroen in mijn ijsthee.
Terwijl ik de auto startte mompelde mijn vrouw dat ik de volgende keer maar weer het restaurant moest kiezen. Goed plan.
Vlakbij ons huis, op de laatste rotonde, pakte ik de verkeerde afslag. Mijn vrouw schok. “Wat doe je?”
“We gaan ff vette hap scoren”, antwoordde ik, met mijn prachtig resonerende mannenstem. Verlekkerd keek mijn vrouw mij aan.
Die avond, toen ik de oppas weggebracht had, kreeg ik als verrassing een tweede toetje.
En zojuist werd ik daarnaast wakker.