Voor het zingen de kerk uit en dan rennen. Dat zei hij. En hij kan het weten, want hij is geen maagd meer en hij leeft.
Ze is wat groter dan dat ik ben. Ik ben groot en gezond, elke vrouw wil mijn zaad. Maar ik wil dat het speciaal is. Heel speciaal. Ik mis een vader. Een vader die mij vertelt hoe het moet. Mijn vader is dood. De mooiste man die ze ooit gezien had, zei mama.
En nu ben ik aan de beurt om vader te worden. Nog nooit ben ik zo nerveus geweest. Ik heb me altijd goed kunnen verstoppen voor jonge vrouwtjes, hongerig naar mijn sperma. Het moet er toch een keer van komen. Het is immers het doel van het leven, voortplanten. Daarom koos ik haar. Ze is lief, zorgzaam en knap. Ze zal een goede moeder worden.
Nou vooruit dan maar. Traag kruip ik op haar. Wie heeft dit verzonnen? Waar stop ik nou mijn penis in. Ik kijk rond. Een groot gat gaapt me aan. Dan zal dat het wel zijn: de vagina.
Ik steek mijn penis erin, ze trilt. Ik duw mijn penis er verder in, trek ‘m er weer een stukje uit. Fijn, die streling. Ze bijt zachtjes in mijn bil. Ja, ze begint alvast met haar voorspel. Voor het zingen de kerk uit en dan rennen, hoor ik hem weer zeggen.
Mijn lichaam spant zich aan. Het gaat komen, het gaat komen! Op het moment dat ik mijn penis uit haar gapende gat trek, ontploft mijn lichaam. Wit vocht spuit als een web over haar heen. Aarzelend kijk ik naar haar. Ze is woedend. Voor het zingen de kerk uit en dan? Rennen!
Ik ren net zo hard als ik kan met mijn acht pootjes. Ze is te groot, haalt me in, pakt me vast en neemt een hap uit mijn rug. Ik had één taak in dit leven en ik faalde, is mijn laatste gedachte als het bloed langzaam uit me wegstroomt in haar hongerige keel.