Het regent zachtjes als ik de poort van de residentie van Luuk Koelman bereik. Een grote, zwarte poort. De deuren ervan zijn vergrendeld door een goudkleurige ketting met twee ferme bollen die glinsteren in het schijnsel van de straatlantaarn. “Schreiben macht frei” staat er bovenop de poort te lezen.
Ik roep mijn naam in de intercom. En dat ik wil weten wat Luuk bedoelde met de comment die hij plaatste onder mijn Facebook-post over mijn 1-jarige jubileum op deze site.
De woonkamer van de hoofdredacteur van HoeMannenDenken.nl is gezellig ingericht. Warme kleuren, ingelijste familiefoto’s aan de muur. Ik nestel mij tussen de kussentjes op de bank, Skyradio op de achtergrond. Ik krijg een glas ijsthee en Luuk zet een schaaltje nootjes op tafel.
“Die ballen dalen altijd nog wel, Fritz. Kwestie van tijd.”
“Hoe is dat dan bij jou gegaan, Luuk?”
De columnist, met het scherp in de huid krassende pennetje, legt zijn hand op mijn bovenbeen en buigt zich naar mijn oor; “Loop je even mee naar mijn kelder, Fritz? Ik wil je wat laten zien.”
Ik loop achter Luuk de keldertrap af. De muren zijn bovenaan nog geschilderd maar gaan al snel over in grijs beton. De trap kraakt en de verf bladdert af. In het laatste licht via het kelderraampje, baan ik mij een weg over de treden, die vol staan met emmers met onthoofde ganzen en uitgedroogde inktvissen. Uit het donker voor mij klinkt een kalme stem; “Die zijn nog van mijn oude werk.”
Ergens in het donker opent Luuk een deur. Hij laat mij voor. Ik stap een grote, witte kamer in. Achter mij sluit Luuk zachtjes de opvallend dikke deur. “Dat is voor geluidsisolatie. Niets om je zorgen over te maken.”
Precies in het midden van de kamer hangt een lamp aan een draad uit het plafond. Pal daaronder staat een solide, ijzeren tafel. Luuk loopt mij voorbij in een beheerste tred, gaat voor de tafel staan, glimlacht en begint heel gecontroleerd de knopen van zijn broek los te maken. Rustig laat hij zijn broek op zijn enkels zakken. En net als in de sauna; je wilt niet kijken, maar je doet het toch. Wat ik hier zie, zijn geen teelballetjes meer te noemen… Dit is een tot volle wasdom gekomen balzak. Hangend in een stuk huid wat je qua omvang niet van de één op de andere dag evenaart, hier gaan jaren en jaren overheen.
Luuk wrijft in zijn handen. Voor hem, op tafel, staat een toetsenbord met toetsen zo groot dat je per letter je volle hand nodig zou hebben om hem in te drukken. Voor de tafel hangt een beeldscherm aan de wand, de cursor knippert op een leeg document. Achter Luuk hangt een ingelijste potloodtekening aan de muur van het volledige zaakje. De gelijkenis is verbluffend.
“KIJK!” Luuk pakt het stuk fel beet dat tussen zijn benen hangt en zwaait zijn ballen in het rond als een lasso. “Zo schrijft een columnist met kloten zijn teksten.” Hij haalt uit en slingert zijn balzak met een ferme haal op het toetsenbord. BAM! H… binnen een seconde haalt hij opnieuw uit en slaat hij in één beweging de tweede letter aan. BAM! a… En in hetzelfde moordende tempo ramt hij door… BAM! r BAM! t BIM! e BAM! l BIM! i BAM! j Na honderd letters stopt hij de demonstratie. De lamp slingert nog na terwijl de ballen van Luuk stil en loodrecht tussen zijn benen hangen als de gewichten van een subliem afgestelde, klassieke klok.
De meester knoopt zijn broek dicht. Ik laat het literaire precisiebombardement even bezinken. “Maar hoe gaat het bij Metro dan met columnisten die niet voorzien zijn van een klok-en-hamerspel? Of is het scrotum van Theo van Gogh na zijn dood verloot onder je vrouwelijke collega’s?” De hoofdredacteur glimlacht en houdt de deur open. “Ga je weer mee naar boven?”
Het regent hard als ik op de trein naar huis stap. Onderweg word ik twee keer de coupé uitgestuurd omdat ik te hard gil als de haartjes van mijn balzak vastzitten tussen het toetsenbord van mijn laptop. Thuis probeer ik het weer. Na tien keer (mis) slaan, moet ik mijn ballen laten rusten in een Tupperware bakje met ijsklontjes. Ter afleiding ga ik op internet. Ik zie dat Luuk Koelman er ondertussen twee nieuwe columns heeft uit geramd. En in beide kraakt hij (opnieuw) een harde noot. Ik voel een pijnscheut tussen mijn benen en mijn balzak trekt zich nederig samen.