Ik zag je vandaag. Je was bleek. Het praten ging moeilijk. Ik keek naar mijn maat. Zijn blik zei genoeg. Nu naar het ziekenhuis.
We zetten je op een stoel en tillen je de trap af omdat we besloten hebben dat een ambulance echt te overdreven is. Wanneer je in de auto zit, het raam open, de wind die je tegemoet waait, horen we dat het je beter afgaat. Je ademt weer gewoon. Je hebt dorst. We stoppen bij een tankstation om drinken te halen.
Het flesje wil niet open. Dat doet mijn maat voor je, want dat lukt niet meer. Je vraagt ons of we nog een stukje kunnen rijden. Ik cross doelloos door de polder, we zien een koe. Weilanden. Je lacht. Het gaat beter. Het is fijn om je zo te zien.
Dan toch naar de spoedeisende hulp. We kennen je al zo lang, je bent mager. Dat weten we. Maar het personeel dat op een spoedeisende hulp werkt, schrikt van je aanblik. Pas dan valt bij mij het kwartje. Dit gaat niet goed. Ik hoop dat we er op tijd bij zijn. Ze prikken in je, kunnen geen aders vinden. Ze maken foto’s en filmpjes van je longen en je hart. We zien dat je moe wordt. Terwijl we slechte grappen maken, val je in slaap. We moeten slechte grappen maken, er is namelijk niks leuks aan een spoedeisende hulp.
De dokter komt vertellen dat je moet blijven. Je slaapt, dus vertelt hij ons wat het plan is. En dan begint je monitor te piepen. We zien je hartslag stijgen naar 180 slagen. Je ligt te slapen, gast. Dat kan niet. Dat haalt mijn hart nog niet aan het einde van de 10 kilometer. Je piekt op 190. De dokter probeert je wakker te maken. We schudden je door elkaar, roepen je naam maar je reageert niet. Dan staat de kamer ineens vol met apparatuur en specialisten. We kunnen niets doen. We moeten weg.
Als we weer bij je mogen, heb je weer praatjes. Je ligt op de IC, gozer. Het valt blijkbaar toch niet zo mee. We maken even geen grappen meer. Omdat we nu al acht uur in het ziekenhuis hangen, besluiten we kleren voor je te gaan halen. Je kat moet ook eten. We weten waar we je kunnen vinden. Wegrennen doe je toch niet. We halen nog een Big Mac voor je. Natuurlijk heb je honger, je mocht de hele dag niet eten. De burger checken we even met de dokter voor we hem in een steriele omgeving aan je geven.
Je verontschuldigt je. “Sorry dat het zo lang duurde vandaag, dat wist ik niet.” Dude. Maar echt. Ik had nergens anders willen zijn. Ik zeg het niet. Ik kan niet praten. Niet omdat mijn adem tekort schiet zoals bij jou maar omdat ik niet uit kan leggen dat ik me schuldig voel, dat ik vaker had moeten komen. Ik kan niet uitleggen dat je sterk bent. Dat ik een voorbeeld aan je kan nemen. Dat je zo positief en helder van geest blijft wanneer je lichaam je in de steek laat. Hoeveel bier hebben we gedronken? Hoe vaak zijn we naar huis gevallen? En nu lig je hier. Ik kan niet praten, dus ik schrijf het op. Ik zie je morgen weer.
jij en je maat zijn er voor hem, nu… dát is wat telt.
De foto hakt erin. Sterkte…
You are a good friend Freek and I bet your friend knows that. Keep like that, strong, great, kind and supportive. We know who are our friends when we need someone close to us in tough times, like now. I wish your friend get well soon, so that way you two can go out to celebrate the life. All the best for you, guys! ?