Het gordijn wiegt zachtjes in de bries. De grassprieten van het gazon dat ik had moeten maaien voor je kwam, buigen speels in de wind. Een straal zonlicht schijnt over je billen. Ik heb nooit een mooier schouwspel mogen aanschouwen dan je lijf, dat wordt bespeeld door het licht van de zon en de schaduw van het gordijn in de wind. Ik kan bijna zien hoe de vlaag wind je huid likt. Je kreunt zachtjes en rekt je uit. Ik rook stilletjes mijn sigaret.
Ik kan je vertellen wanneer we voor het eerst hebben gezoend, waar dat was, hoe de lente toen rook. Ik kan je vertellen wanneer mijn hand voor het eerst de jouwe raakte. Hoe je blik op dat moment veranderde. Onze eerste omhelzing voel ik letterlijk weer als ik eraan denk. Ik vertel je zo op welke dag we voor het eerst bijna werden betrapt op zoenen in de lift. Ik kan je echter niet vertellen wanneer je een onderdeel bent geworden in mijn leven.
Het is niet zo dat ik een toekomst samen met je voor me zie, zo werkt mijn hoofd niet. Ik heb nog nooit nagedacht over samenwonen, kinderen, gezamenlijke vakanties. Ik droom niet in plannen. Ik weet uit onze discussies en gesprekken dat jouw hoofd wel zo werkt. Maar ik kan je vertellen dat er geen minuut voorbijgaat dat je mijn leven niet beter maakt, gewoon door er een onderdeel van te zijn.
Het kan zijn dat het niet genoeg is voor je, het kan zijn dat ik weer word gekwetst. Maar ik kan me niks fijners voorstellen dan dit moment nu. En dat hoeft ook niet.