Ik zit op het terras. Hoewel de avond gevallen is, galmt de warmte van de zon nog na op straat. De stad lijkt te hebben gewacht op de schemering om tot leven te komen. Kantoren stromen leeg, de straten vullen zich met mensen. Voor me, voorbij mijn biertje en de asbak, ontvouwt zich een relatiedrama. Wat eens een stelletje was zit nu te kibbelen. Armen gebaren, het hoofd wordt weggedraaid. Dit gaat verkeerd. Ik zie het aan de hangende schouders van de jongen, hij houdt vergeefs zijn hoofd scheef. Puppy-ogen. Bekende truc.
Ze vouwt haar armen defensief voor haar borst. Woorden worden uitgewisseld, maar ik vang slechts klanken op. Ik zie haar woorden aankomen. Hij gaat dit niet meer winnen. De fiere houding van de jongen verandert langzaam. Het besef bij hem komt binnen dat het voorbij is. Een oplettende kijker kan de opgebouwde spanning uit zijn lichaam zien wegsijpelen. De laatste daad is agressief een sigaret aansteken, de terrasstoel naar achter schuiven en weglopen. De schouders opgetrokken tot het achterhoofd. Met zijn laatste hoop is ook zijn nek verdwenen, zo lijkt het.
We hebben allemaal wel eens in zijn schoenen gestaan. Het gevoel alsof je hard in je buik bent gestompt. Trillende knieën. Even niet in staat een fatsoenlijke zin te kunnen maken. Flarden gesprekken hangen in je hoofd, spijt knaagt, schuldgevoel wroet en je blijft woordeloos achter.
“Ik hou niet meer van je,” of “ik wil je niet meer zien.” Dat zijn misschien wel de hardste woorden die je ooit kunt aanhoren. Iedereen hoort ze wel een keer. Hoe je daar mee omgaat, is wat je definieert als man. Iedereen kan omgaan met mazzel en geluk maar de ware aard van mensen komt vaak pas naar boven als het tegen zit.