Ik heb jeuk aan mijn kruis. Dat gebeurt wel eens vaker, zeker bij warm weer. Krijg je zo’n zweetzak van. Zonder er verder bij na te denken krabbel ik de dag door. Persoonlijk vind ik het behoorlijk onbehoorlijk om in het openbaar aan je kruis te krabben, dus doe ik dat heimelijk. Kan prima onder een bureau. Na de lunch en twintig dubbele espresso’s zit mijn blaas vol. Even plassen. Geroutineerd trek ik mijn spijkerbroek met knopen open. Rrrrrt. Een van de meest prettige geluiden ter wereld. Ik kijk naar beneden en schrik me het leplazerus.
Wat eens een welgevormde klabanus was, de mijne, ziet er nu uit als een mishandeld chipolata worstje. De huid is rood, schilferig. Ik kijk eens goed. Rode bulten, pijnlijk. Niet goed. Ik google rap plaatjes van alle bekende soa’s en probeer met image search mijn toegetakelde penis te matchen met een van de voorbeelden. Geen geluk. Oké, tot tien tellen. Huisarts bellen. Nu is dat geen kleinigheid, ik ben al ruim twaalf jaar niet meer bij de huisarts geweest. Meestal ben ik niet ziek en aangezien mijn huisarts geen goede koffie heeft, heb ik er niets te zoeken.
Ik bel. De assistente neemt op. Wanneer ik de naam van mijn huisarts noem, zegt ze; “eh.. Uw huisarts is al zes jaar dood.” Ik ben even stil “Oké, mag ik een andere dan?” Stamelend vervolg ik: “ik heb namelijk een probleem, ik denk dat ik een SOA heb.” Gelukkig kan ik die middag terecht.
Een beetje schuchter maar toch zelfverzekerd, want een soa krijg je niet van postzegels likken, loop ik naar de balie en noem mijn naam. Een doktersassistente kijkt in de computer. Een blik van herkenning. Ik mag gelijk door naar de spreekkamer. Een voor mij nog onbekende man met een vriendelijke blik geeft me een hand en stelt zich voor. Dag dokter. Ik vertel hem de reden van mijn paniek. Hij stelt zinnige vragen. Wanneer was de laatste gemeenschap? “Eergister.” Vrij je veilig? “Altijd. Gordel om.” Stomme grapjes helpen. Ik probeer mijn zenuwen weg te lachen. Ik geef ook elke twee maanden bloed. Dus ik weet dat ik geen Aids heb. In mijn hoofd ga ik rap alle seksuele contacten na. Allemaal safe, hoewel… Wat gebeurde er toen ook al weer toen ik gedronken had? Paniek.
“Laat de broek maar even zakken.” Woorden die ik enkel op mijn date-vanavond wil horen en al helemaal niet uit de mond van een kerel. Fuck, die date van vanavond. Dat gaat hem ook niet worden. Ik zoek vertwijfeld naar een reden waarom een gezonde jongeman seks zou weigeren. Geen idee. Volgens mij doen mannen dat nooit. Ik in ieder geval zelden. Een keer of zo? Zou een mooi onderwerp zijn voor een column. Je kunt niet zeggen dat je een soa hebt, dat lijkt me een redelijke afknapper.
De dokter bestudeert mijn gehavende lid een seconde of acht aandachtig en zegt: “dat is geen soa. Het is gewoon een beetje schraal.” Hoewel het de best mogelijke uitkomst van dit onderzoek is, sputter ik tegen. “Ik heb dit echt nog nooit zo gezien, dokter!“
Maar de dokter heeft mijn piemel al laten vallen. Hij wast zijn handen. “Heb je een nieuwe vriendin?” Ik knip twijfelend. “Eh, ja. Weet ik niet, ik dacht van wel.” Ik ga deze man niet verwarren met de onzekerheid van mijn relatiestatus.
“Maakt niet uit,” zegt hij, “zien we vaker.” Ik haal voor het eerst die dag opgelucht adem. De dokter zegt: “helemaal met een nieuwe vriendin, beetje te hard gevreeën. Is gevoelige huid. Gewoon paar keer insmeren met vaseline. Is verder niet erg.”
Vaseline, die staat er nog. Naast de condooms geloof ik.