Is het eindelijk zomer geworden na tien maanden kou, duisternis, gure wind en vocht, in wisselende combinaties, soms alles tegelijk, dan begint het. Het grote klagen. Oooowwwhh wat is het heet! Niet uit te houden! Ik besterf het! Laat het gauw afgelopen zijn!
Tien maanden hoor je ze niet, de Nederlanders. Tien maanden per jaar verdragen ze zonder morren de verschrikking die het Nederlandse klimaat heet. Het is normaal, zeggen ze. Ze bedoelen: dit is wat we gewend zijn. We weten waar we aan toe zijn. We willen geen verrassingen, ook geen leuke.
Bij dreinende motregen leggen ze zich neer, daar zijn paraplu’s voor, vinden ze. En als een gure windvlaag hem dubbel laat klappen, nou dan worden ze maar nat. Drogen ze wel weer op bij de kachel. In de vrieskou krabben ze onverstoorbaar hun ruiten. In het stikdonker. Ze weten glibberend op gladde wegen in hun autootjes hun doel te bereiken. Met of zonder schade. Dus vinden ze dat treinen dat ook maar moeten kunnen. Niet de vorst, vallende blaadjes of vlokjes krijgen de schuld als het niet lukt. De NS is de grote boosdoener.
Maar zet Nederlanders een dag met dertig graden voor en alle gal die ze in zich hebben komt naar boven. Tropische dagen zijn ze te machtig. Hun lijven zijn ingesteld op sudderen onder teveel lagen kleding in centraal maar zuinig verwarmde ruimten. Als het weer dan eindelijk is zoals het altijd zou moeten zijn, hoppen Nederlanders van airco naar airco. Kunnen ze zoveel mogelijk aanhouden. Een beetje een blessing in disguise, die ongezond witte lijven zijn dissonanten bij de tropische weelde.
Op vrije dagen wijken ze massaal uit naar het strand. Verkoeling zoeken. Daar mag bijna alles uit want ze zijn toch onder elkaar. De warmtehaters. Dus begeven ze zich welgemoed op pad richting zee in diepgekoelde auto’s en komen ze er roodverbrand vandaan. Schuld van de zon natuurlijk.
Als Nederlanders buiten komen, dan het liefst op frisse voorjaarsdagen met een zonnetje of op zachte herfstdagen. Als er een jas bij aanmoet, is het precies goed. Op die dagen gaan ze er massaal op uit om te wandelen of te fietsen. Je struikelt over ze. Maar als het echt mooi weer is, als er meer dan een jas uit kan, eigenlijk alles, is het doodstil in de natuur. Je kan een kanon afvuren op de hei, je vloert hooguit een Schotse Hooglander. Al die ‘natuurliefhebbers’ zitten op het strand. Of thuis voor de buis. Waarschijnlijk een natuurfilm met ijs en sneeuw.
Degenen die zich buiten wagen onder tropische omstandigheden, beseffen dat er veel meer is wat ze tien maanden per jaar moeten missen: Geur bijvoorbeeld! Je ruikt de natuur, zelfs ‘s nachts als de airco’s op halve kracht doorwerken in potdicht afgesloten huizen. De overheid kent de voorkeuren van haar burgers. Zitbankjes in de openbare ruimte worden opvallend vaak in de schaduw neergezet. De zon is de vijand, je krijgt er maar kanker van. Een warme jas is een stuk veiliger.
Nederlanders gaan zelfs niet naar de warme bakker voor brood. Ze gaan naar de koude bakker. Albert Heijn of Jumbo waar de airco’s alweer staan te loeien. De klanten mochten het eens warm krijgen in hun ski-jacks.
Nederlanders zeggen dat ze van de seizoenen houden. Altijd hetzelfde zou vervelen. Vooral warmte dan. Kou houden ze makkelijk tien maanden uit. De klimaatparadox van de Nederlander. Dat hij verkoeling zoekt.
Helemaal mee eens maar je bent 1 ding vergeten! Nederlanders gaan in de koude winter ook op vakantie naar.. Juist de wintersport! van de kou naar nog kouder! En dan zeuren over de sneeuw.