Ik haal een rondje koffie voor mezelf en mijn collega’s. In de koffiecorner staat Panorama’s secretaresse Lydia naar de grond te staren. Hoewel mij dit een prima gelegenheid geeft ongegeneerd naar het decolleté van Lydia (Ly-DD-ia) te staren wint mijn nieuwsgierigheid het van mijn testosteron en staar ik mee. Ik zie een lieveheersbeestje. Zwak en bijna dood met de vleugeltjes lam onder zijn paddenstoelenschild.
Om indruk op Lydia te maken stuur ik met grof geweld de hak van mijn schandalig dure Mascolorischoen richting lieveheersbeestje en schreeuw ik “Ik háát zinloos geweld!”
Vlak voordat ik het beestje plet houd ik mij in; de grap is gemaakt.
Lydia recht haar rug en staart mij aan. Ze zegt niets. Ze staart. Ijzig.
Met rode vlekken in mijn nek stotter ik iets over de overeenkomst tussen zwarte koffie en mijn humor en focus mij heel hard op de koffiestraal in de hoop hem sneller te kunnen krijgen.
“Ik ga hem redden,” meldt Lydia, stellig. En ze zet het arme lieveheersbeestje op haar prachtig gemanicuurde nagel. Met de andere hand beschermt ze het dier. Alsof die Vliegende Zwam nog behoefte heeft weg te gaan. Lydia loopt naar het raam maar komt tot de conclusie dat deze niet meer open kan. Ik vermoed dat de Facilitair Manager van het Sanomagebouw dit expres heeft geregeld; mocht de boel in de fik vliegen en de brand de halve redactie van Panorama in haar vlammen meenemen, dan heeft de overgebleven redactie eindelijk eens een echt goed smeuïg verhaal om te publiceren.
Lydia loopt naar buiten en vanuit het raam volg ik de handelingen van deze nieuwbakken dierenredder met twee gigantische pluspunten. Ze zet het lieveheersbeestje op de dichtstbijzijnde paardenbloem en doet een stap terug. Dan zwaait ze even naar het diertje en ze draait zich om. Haar ogen staren mij verwijtend aan en met dezelfde gemanicuurde vinger waarmee ze het diertje zojuist redde maakt ze nu een snijbeweging langs haar ranke nek. Ik slurp van mijn koffie en bedenk me hoe mooi roze haar ogen zijn.
Terwijl Lydi-aaaah het pand weer betreedt komt er een ekster aangevlogen. Het diertje gaat naast de paardenbloem zitten en boort zijn snoeiharde snavel door het op een paddenstoel geïnspireerde schild van het zwakke lieveheersbeestje.
Het recht van de sterkste.
Zinloos geweld? Ach. De Vliegende Panters hebben dat ooit mooi verwoord: “Als rozijnen liggen te wellen terwijl het recept krenten vermeldt, hebben die rozijnen dan zinloos geweld?”
En zo is het.
Als ik mij omdraai om het volgende bekertje onder het apparaat te zetten zie ik vanuit mijn ooghoek Lydi-ah! Ah! Ah! staan. Voordat ik er erg in heb krijg ik een beker gloeiend heet theewater over mij heen.
“Sterf, lul.”
Het zijn de laatste woorden die ik hoor, net voordat De Zwarte Weduwe met een theelepeltje mijn oogbol uitsteekt en ik aan het gillen sla, als ware ik een mager speenvarken.
Het recht van de sterkste. Ik vind het zinloos.
whut?!