Dit is ’n verhaal dat gaat over grenzen en hoe deze op te leggen aan je omgeving. Grenzen zijn belangrijk in het leven, ze markeren het eindpunt van een bepaalde entiteit, het beginpunt van een andere entiteit. Er heerst dikwijls spanning, denk wat dat betreft maar eens terug aan de tijden van het ons allen welbekende Checkpoint Charlie, de zogenaamde ‘Tränenpalast-dagen’.
Toen Anne-Will Hokken in de warme herfst van 2011 het jawoord gaf aan Aart Bol, had ze er geen idee van dat ze zich daarmee ’n hoop ellende op de hals zou halen. Aart was een sympathieke, niet onintelligente knuppel, daar niet van. Hij was behoorlijk rondbuikig, daarom niet minder aantrekkelijk, en kon goed koken; zolang het roerbakken betrof en hij een van de vijf recepten die hij uit zijn hoofd kende, mocht bereiden. Ook kon hij goed opschieten met de poezen van Anne-Will, en zelfs met haar moeder, iets wat zeker niet vanzelfsprekend was: het moesje van Anne-Will, Annelore, was alleszins ’n moeilijk hanteerbare tante.
Ondanks zijn beminnelijke natuur was Aart tevens ’n onrustig type, die het gevoel had dat wanneer je je als getrouwd stelletje verschanst achter de geraniums van je vertrouwde stulpje, je slechts één bladzijde leest van het boek des levens. Hoe meer landen je in je leven bezocht, des te meer hoofdstukken van dat levensboek nam je tot je, aldus Bol. En Aart had nog heel wat reisdromen in zijn kale bolletje, om te implementeren:
Hij wilde nog naar de Inca-stad Machu Picchu. Voorts naar Australië om zich daar te gaan verlustigen aan originele Aboriginal-kunst. Naar Jordanië om het wonder van Petra met eigen ogen te aanschouwen. En naar Lourdes, om te bidden voor zijn ongeneeslijk zieke zusje Geerjanneke. Ook de naakte wildernis had Aart als objectief. Voor zijn geestesoog ontvouwden zich levensgevaarlijke trektochten van maanden, door onherbergzame Latijns-Amerikaanse of Aziatische gebieden; wouden waar normaal alleen apen en primitieve inheemse volkeren thuis zijn.
Maar Anne-Will Hokken wilde hokken. Saampjes. Met haar Aart. Op zaterdagavond. Knus. Voor de beeldbuis. Met een show of een quiz of een film. Een glaasje wijn. Een kaasje, ʼn druifje en wat tapas of mezedes. Deze huiselijke verstikking kon Aart niet waarderen. Want hoewel hij een uitbluste kantoorzak was, voelde hij de passie opborrelen in zijn hart, wanneer hij op televisie de reisprogramma’s zag, met reportages over kiezelwitte palmenstranden, mystieke, haast uitgestorven culturen of dynamische, met veel wolkenkrabbers gekroonde wereldsteden.
Een probleem was geboren. Een patstelling. Wat nu te doen? Er werd besloten op zoek te gaan naar een compromis waarin beide partijen zich zo goed en zo kwaad als het ging, konden vinden. Er zou op vakantie gegaan worden, alleen niet zo lang, zo frequent en zo ver weg, als Aart aanvankelijk voor ogen stond. Eindresultaat van dit vergelijk:
Met de kerst gingen de Bolletjes twee dagen naar het pittoreske, Friese plaatsje Oentsjerk. Tijdens de voorjaarsvakantie zaten de twee gelukkige echtelieden een weekeinde in het lieflijk langs de Rijn gesitueerde, historische Duitse stadje Xanten, waar ooit Romeinen hun tenten opsloegen. En met de zomervakantie werd helemaal uitgepakt: de Bolletjes besloten om in augustus een weekje te gaan doorbrengen in de schilderachtige, Vlaamse nederzetting Zoerle-Parwijs, een vakantieparadijs dat alleen bij echte kenners bekend is, met als bijkomend voordeel weinig andere toeristen, dus een extra grote kans om met de inheemse bevolking in contact te komen: de boeren, de handwerklieden, de kruideniers, de schepenen… en niet te vergeten de kasteelheer en kasteeldame van het majestueuze Kasteel van Westerlo.
Toch kriebelde er iets van onvrede in de grote, ronde buik van Aart Bol. Op een of andere manier voelde hij zich bekocht. Alsof hij met betrekking tot het reiscompromis dat hij had gesloten met zijn inschikkelijke eega, aan het kortste end had getrokken: hij wilde naar donker Afrika, om daar sensuele negerinnen in strooien rokjes, met prammen van hier tot aan de evenaar, tersluiks vanonder zijn goedkope toeristenhoed te begluren…
In plaats daarvan was hij nu veroordeeld tot een vakantie in de Vlaamse klei. Kippeneieren rapen bij de lokale boerin, daaruit zou denkelijk het hoogtepunt van zijn zomer gaan bestaan. Aart wreef een keer over zijn kale kruin en herschikte in zijn bruine, ribfluwelen pantalon, zijn snikkel van linksdragend naar rechtsdragend. Een meesteronderhandelaar zou hij vermoedelijk nooit worden, concludeerde hij, terwijl hij een pagina van een reisglossy omsloeg, wat hem vanuit Birma in Tadzjikistan deed belanden.