Ik huil graag alleen. Dat klinkt logisch: huilen is namelijk geen teamsport, alhoewel veel mensen de neiging hebben elkaar aan te steken met collectief tragiek. Massa-emotie die toegankelijk is. Noem het de hipster in mij, maar deelbaar kippenvel – dat mij moet raken omdat het een ander ook raakt – werkt voor mij juist averechts. Ik verdien mijn eigen centen, zoek mijn eigen vrienden en geluk, dus mag ik dan ook mijn eigen leed uitzoeken? Dank je wel.
Verenigd emo-gewauwel staat op voorhand al drie-nul achter. Neem Ali B die onlangs een gedrocht van een nummer stamelde over zijn zoontjes. Massaal werd de twijfelachtige kwaliteit met de mantel der liefde bedekt omdat hij zo hard huilie huilie op tv deed. Ik weet niet hoor. In mijn tijd waren rappers nog geweer-zwaaiende alfa-apen die mij een moederneuker noemden terwijl zij eventjes de politie met verwensingen naar het varkenshok verwezen. En nu? Nu komt daar een Marokkaan uit een telecom-reclame die met wat geregisseerde ellende in gedrochtelijk Nederlands de tafel van Mathijs onder snottert. En het voor alle rappers wereldwijd verpest.
Muziek heeft dat saamhorige sentiment over zich. Vorige week was ik op een festival waar ik door de regen een overdekt tentje werd ingedreven. Het was zo druk dat men de roos uit het kapsel van de persoon voor zich kon opeten. Vanwaar die drukte, vroeg ik mij af? Toen ik naar het podium tuurde dacht ik het te begrijpen. Daar stond een spring in ’t veld hijgmeisje met een gitaar, prachtige benen en een dartelend blauw zomerjurkje.
Maaike Ouboter.
Ze stamelde iets schattigs en onverstaanbaars in de microfoon. Knikte naar haar bebaarde bandleden en begon te spelen. Niks tegen Maaike, maar het voelde alsof iemand een mes in haar rug stak, een kwartslag draaide en zij dertien nummers lang leegbloedde op het publiek. Ondanks de voorkabbelende malaise bleven de mensen massaal staan. Ik –geïntrigeerd door dit tafereel– dus ook. En toen kwam het. Ze begon een nummer te spelen over haar overleden moeder in een één-lettergrepen-woordenwaterval. De feesttentbezoekers die even daarvoor op vol volume stonden te keuvelen waren plotsklaps stil. De mensen haalden de telefoon uit de broekzak, filmden het nummer tot de laatste klank en stopten de telefoon terug waarna driekwart de feesttent verliet.
Daar stond Maaike. Te kijken naar een wak in het publiek. Haar hart en ziel in dat nummer gestoken. Daar kwamen de bloedzuigers voor. De collectieve traan opgeslagen in een paar megabytes om vervolgens op de sociale media te plaatsen met als ondertitel ‘we waren erbij.’ Maar met Maaike hadden ze geen medelijden. Die lieten ze achter. Een kwestie van vraag en aanbod. Het publiek vroeg, zij gaf – maar had daarna niets meer om te geven. Anders dan haar vertrokken publiek had ik met het meisje te doen. Slachtoffer van haar eigen succes. Haar moeder komt er niet door terug. Ze probeerde het verder nog wel met wat spastisch getokkel maar het waren de stuiptrekkingen van een stervend dier.
Dus Maaike, ondanks dat we niet veel van leeftijd verschillen –hier een tip. Zoek je eigen leed en koester het. Deel niets wanneer je twijfelt wat een ander eruit haalt. Mensen zullen jouw leed veranderen en het eigen maken. Misschien maakt het delen van je leed de pijn dragelijk, alleen verandert het de intentie. Je hoeft het niet van mij aan te nemen maar kijk naar de migratiestromen van jouw publiek.
Zo, dat lucht op. Heb ik toch eventjes fijn mijn leed gedeeld. Dat zou ik vaker moeten doen.