De stad in op zaterdag, het zal nooit mijn hobby worden. De brede winkelstraat in Tilburg vernauwt als een dichtgeslibde ader. Wat eens een heel brede stoep was, wordt een levend en bewegend doolhof. Het is niet zo dat ik andere mensen haat maar ze lopen me zo vaak direct voor de voeten. Op de snelweg heb je nog de waarschuwing van een remlicht. Echter, wanneer de vrouw van middelbare leeftijd met een ‘lekker gek’ kapsel schoenen ziet in de etalage die ze interessant vindt, stampt ze op de rem. Ik moet haar achterwerk zien te ontwijken, dat ternauwernood wordt bedekt door een legging waarvan de naden om verlichting zuchten. Waarop de vrouw áchter mij haar kinderwagen als stormram gebruikt. De pijn aan mijn enkels herinnert me eraan dat ik de volgende keer mijn kisten aan moet doen.
Er was een noodzaak om de stad te bezoeken. We zochten namelijk een jurk. Niet zomaar een jurk. Nee, een jurk voor het afstuderen. Dat kan, zoals zo vaak gebeurt, in een mantelpak dat schreeuwt: “ik ga de komende dertig jaar precies genoeg doen om niet ontslagen te worden.” Of het kan in een jurk die zegt: “ik heb wat bereikt en ik ben er trots op.”
Ik had aangedrongen op de laatste optie. Ik weet van sommige dingen iets, best veel over een paar onderwerpen, maar mode is niet mijn ding. Dus dat had ik haar uitvoerig verteld. Ik kan je vertellen wat ik mooi vind en of de sociale etiquette het gepast acht – maar niet of het hip is.
In de winkel aangekomen begon ze meteen met het aflopen van de rekken. Vreemd genoeg deden alle vrouwen dat daar op dezelfde manier. Je loopt naar een rek, pakt iets en voelt aan de stof. Het was me nooit eerder opgevallen. Alles moet aangeraakt worden. Zo’n hele collectie moet aan het einde van de zaterdag gewoon schmutzig zijn van de vette vingers. Ik besloot eigenwijs te zijn en vroeg één van de dames die mooi opgedirkt in de winkel rondliepen of ze ook jurken hadden voor zoiets feestelijks als een bul-uitreiking.
Dat hadden ze. Maar liefst vijf exemplaren gingen mee het hokje in. Ondertussen vroeg ik of de jurk uit de etalage en de rode avondjurk ook in de juiste maat meegenomen konden worden. Dat kon. De jurken werden het pashokje ingeslingerd. Toen ze op mijn verzoek de rode jurk aandeed en het pashokje uitkwam, viel het geroezemoes in de winkel stil.
“Die jurk staat je echt goed.” Ik was verbaasd over het volume van mijn stem. Het kwam er harder uit dan ik dacht en ik schrok er van. Ik zei iets zachter: “Al je sterke punten komen er helemaal in naar voren en hij flatteert je figuur.” Ze draaide zichtbaar met plezier rond in de jurk. Veel meer aanmoediging had ze niet nodig. Met een grote lach kwam het besluit tot aanschaf. De andere vrouwen in de winkel keken een beetje raar naar me. Alsof ik een buitenaards wezen was. Ik voelde me opgelaten en zei dus hardop: “Ik heb geen verstand van mode maar ik weet wel wat ik mooi vind. Die jurk staat haar prima.”
De reacties hierop varieerden nogal. Van een glimlach, tot een compliment van de verkoopster over mijn smaak. Een andere vrouw reageerde dat de meeste mannen met hun telefoon lopen te spelen in een kledingzaak en nauwelijks kijken. Het leek haar fijn als haar man ook eens een jurk ging halen om te passen.
Zo moeilijk is die miscommunicatie niet te herstellen. Als je de stad ingaat met het doel iets te kopen, dan kun je je man echt gebruiken. Jij hebt iets nodig – hij kan je dat geven. Je man lijkt misschien ongeïnteresseerd en is met zijn telefoon aan het spelen. Maar niet als je hem gewoon vertelt wat je nodig hebt, in plaats van zelf alle kleding te bevoelen. Hij gaat het vragen aan een verkoopster. Hij zal je verrassen.