Ik woon, sinds een week, voor het eerst in mijn leven samen. Een kleine stap voor de mensheid, maar een grote stap voor een man. Ik heb in het verleden pogingen ondernomen, maar hield mijn eigen woning aan. Ik wilde altijd het idee houden dat ik weg kon. Maar waar moet je nog heen als je je zo thuis voelt bij de ander? Binnen één jaar van “Wat heb je nou aan een relatie?” naar samenwonen. Met alle dank aan mijn vriendin, Esra Visser.
Onze eigen paradijs , waar je in de ochtend gewoon in adamskostuum naar de wc kunt. Man en vrouw op één grondgebied. Binnen vierentwintig uur barstte een strijd los om het territorium waarbij het conflict in de Gazastrook een hobbyproject lijkt. Mijn vriendin heeft de plankjes en de wastafel in de badkamer: tegen zoveel geurtjes en zeepjes zijn mijn douchegel en shampoo 2-in-1 en tandpastatube niet opgewassen. Maar als man wil je ook je terrein afbakenen, dus heb ik mijn stripboekje van Gummbah op het toilet neergelegd. Want je moet er als samenwonende man natuurlijk wel opletten dat je niet onder plak komt te zitten(!), bedacht ik mij vanmorgen nog toen ik de woonkamer aan het stofzuigen was.
Samenwonen brengt veranderingen met zich mee. Nog geen twee weken geleden warmde ik drie dagen oude tosti’s met pindakaas op in de magnetron. Nu voer ik gesprekken over waarom er brood uit de vriezer ligt. Verder is hier alles precies zoals je je (samen)wonen in een nieuw huis voorstelt: je drukt vier per dag de verkeerde lichtschakelaar in, de onderburen draaien te harde muziek en de Wi-Fi doet het niet. Ik voel mij al helemaal thuis. Al wil ik in deze knusse huiselijkheid natuurlijk wel iets van mannelijkheid bewaren. Ik heb daarom met mijn vriendin afgesproken dat zij mij tegen mezelf in bescherming neemt als zij mij hoort zeggen dat ik even naar de Xenos loop voor een sfeervolle geurkaars en een bord met “In dit huis hebben wij plezier”.