Als ik de deur open doe staat er een prachtig meisje van begin twintig koude lucht uit te blazen. In haar ene hand heeft ze een tablet, met haar andere hand houdt ze keurig haar identificatie voor mijn neus. Vuurrood zijn haar jas en haar pet. Ze collecteert voor het tuberculosefonds, vertelt ze mij.
Alsof ze een professionele indoctrinatiecursus heeft gevolgd begint ze gelijk op mijn gevoel in te praten. Want een zeer gevaarlijke variant van de ziekte rukt vanuit Oost-Europa richting ons mooie Westen op en dat kan betekenen dat mijn kinderen getroffen worden door deze vreselijke aandoening. En dat willen we allemaal niet, toch meneer?
Nee, dat klopt. Ik heb liever dat mijn kinderen gezond zijn.
Terwijl ze haar ingestudeerde verhaaltje opdreunt zonder mij een mogelijkheid te geven om haar in de reden te vallen laat ze op haar tablet de website van het KNCV zien. Ik zie bedrukte kinderkopjes, maar tegelijk ook dansende kinderen. Want daar willen we naartoe, toch meneer? Dat we in een wereld leven zonder Tuberculose? Dat ieder kind kan dansen? Zonder dood te gaan? Toch, meneer?
Ook dat klopt. Ik heb liever dat mijn kinderen gezellig door de kamer dansen. Mijn kinderen mogen pas sterven als ik al lang vergeten ben.
Dan swiped ze behendig naar de volgende pagina. Het is een formulier. Moet ik maar eens eventjes invullen. Want het tegengaan van Tuberculose kost geld. Veel geld. En daar kan ik iets aan bijdragen.
Hier kap ik haar af.
Vriendelijk, want het jonge meiske doet haar best, daar in de kou.
Want wat ik zie verbaast mij. Op zijn minst.
Ik moet, behalve al mijn standaard gegevens, meteen mijn IBAN-nummer invullen. En een vinkje activeren. Met dat vinkje ga ik ermee akkoord dat deze stichting maandelijks een door diezelfde stichting vooraf bepaald bedrag afschrijft. Ik mag kiezen tussen 5 euro, 15 euro of voor 25 euro.
En dan komt het.
Als ik wil stoppen met doneren, dan moet ik naar de website gaan en een telefoonnummer vinden. Dat nummer moet ik bellen. En dan stopt mijn automatische donatie pas.
Met andere woorden; ik moet moeite gaan doen om ervoor te zorgen dat mijn zuurverdiende centjes van mij blijven.
Ik vraag het meisje met de mooie ogen of ik ook eenmalig een donatie mag doen. Maar dat kan niet. Ja, kan wel, maar dan moet ik meteen na de eerste donatie naar de website surfen en het telefoonnummer bellen.
Ook vraag ik of ze een collectebus heeft. Want ik wil best een donatie doen, maar 5 euro vind ik eerlijk gezegd best veel geld. Ik zat zelf te denken aan de twee losse euro’s die in mijn portemonnee zitten.
Nu fronst ze haar geprononceerde wenkbrauwen en vormt er een minachtige glimlach rond haar volle lippen. Want de rest van de straat doneert minstens maandelijks 5 euro. Ik wil toch niet onder doen voor de rest van de wijk?
Terwijl mijn gemoedstoestand net zo ijzig wordt als de adem van het modelletje zeg ik dat ik er over na ga denken en, mocht ik besluiten om met de wijk mee te gaan, ik wel via de website doneer.
Teleurgesteld wenst zij mij een fijne avond en ik verwens haar succes. Ik kan het niet laten om vol in haar gezicht te niesen.
Je weet nooit.
Toch surf ik meteen naar de website van het Tuberculosefonds. Niet omdat ik graag wil doneren, maar omdat ik zeer benieuwd ben naar dat telefoonnummer.
Niet te vinden.
Ik pak de losse euro’s uit mijn portefeuille en stop ze in de spaarpotten van mijn twee Draken.
Zo investeer ik alsnog in de toekomst van mijn kinderen.