Twee mannen staan tegenover elkaar. Ze zijn allebei over de honderd kilo, hun lengtes overstijgen de twee meter. Twee reuzen waarvoor je een blokje om zou lopen. Hun stijd gaat om het wereldkampioenschap boksen, in het zwaargewicht. Ik kijk er naar met enige huiver. Gedachten over mammoeten en holenmensen en neanderthalers flitsen door mijn hoofd.
De mannen dansen om elkaar heen. Hun spierbundels wiegen op en neer. Zweet spat van hun hoofden als ze elkaar raken. Je zal er maar staan, denk ik. Maar mijn staat van doen is dan ook die van de brakke. Een goed avondje doorzakken maakt dat ik deze bokswedstrijd met terugwerkende kracht zit te kijken. Lui, op de bank. Je moet iets, tenslotte, en van Tommy’s Teleshopping op de andere zenders word je uiteindelijk ook niet blij.
Boksen dus. En niet eens de minste wedstrijd. Regerend wereldkampioen Klitschko aan de ene kant, Fury aan de andere en daaromheen een mannetje in een lichtblauw overhemd die kijkt of het gevecht volgens de regels gaat. Een enorme zaal vol schreeuwende mannen maakt het plaatje compleet.
Wat me opvalt aan het mannetje in het blauwe overhemd, de scheidsrechter, is dat hij een strikje draagt. Het maakt het tafereel tot iets raars. Alsof die man het ene moment met een dienblaadje bestellingen stond op te nemen, en zich het andere moment in een mep-arena bevindt tussen twee vechtende mastodonten. Het zal je maar overkomen. Stop, stop, roept hij soms tegen de boksers, wanneer ze met hun bezwete lijven tegen elkaar hangen en stompjes tegen het achterhoofd geven. Een man met een strikje tussen twee rood aangelopen spierklonten. Het blijft een raar gezicht.
Na twaalf ronden is het afgelopen en mag Fury zich wereldkampioen boksen noemen. Klitschko is onttroond, maar hij wordt in ieder geval nog tweede. Wat zouden die gasten vandaag eigenlijk doen? Liggen ze met hun gehavende hoofden languit op de bank? Zappen ze langs Tommy, die vanuit zijn Teleshop een blitse pannenset presenteert? Eén ding hebben we gemeen, die mannen en ik. Vanavond wordt er niet gekookt, maar laten we eten bezorgen. Mannenvoer, breng het aan.