Voor mij in de stadsbus staat een lange vrouw, makkelijk twee meter. Haar blonde haren hangen tot aan de helft van haar rug. Met haar ene hand houdt ze een lus aan het plafond vast. In haar andere hand houdt zij een strakgespannen hondenriem met aan uiteinde een blaffende Bulldog. De bus stopt om een oudere dame met een looprek uit te laten stappen. De Bulldog rent naar buiten en trekt zo hard aan de riem dat de blonde vrouw in tweeën scheurt. Haar lichaam splijt zich midden in het gangpad en de ingewanden hangen als slappe waslijnen tussen de helften van haar lichaam.
Ik duw wat vellen en organen opzij. Zo diep ben ik nog nooit in een vrouw geweest. Een zware, bloedende brei glijdt door mijn haren. Als de ruimte tussen de ingewanden ruimer wordt, vormt er zich haast een gang tussen hen door. Ik word gewenkt door een vrouwenhand met groene nagellak en een zilveren ring. Hoe dicht ik ook nader, de hand blijft mij telkens op dezelfde afstand voor. De hand gaat voor mij de bocht om in het gangenstelsel.
Na de bocht kom ik bij een frietkot. Achter de frituur staat een forse man, met een baard en vlekken op zijn schort.
Ik stamel: “Hoeveel gangen zijn er hier?”
“Enkel patat met ketchup!”
De man smijt gebakken frieten in een wit plastic bakje. Een flinke lading friet komt naast het bakje terecht, maar dat lijkt de man een rotzorg te zijn. Met zijn grote hand grijpt hij naar het plafond en trekt daar één van de ingewanden naar beneden. Het slijm druipt met lange slierten naar beneden. De man pakt het naar beneden getrokken stuk ingewand met beide handen vast en wringt het uit boven mijn friet: “De lekkerste ketchup van de wereld!”
Ik pak het bakje aan en doop mijn eerste frietje in de rode klodder. De man gooit de rest van het ingewand tegen het plafond, waar het tussen al het slijm opnieuw vast blijft hangen; “Kwam je hier voor de friet. Of ben jij soms opzoek naar Petra?”
“Ja, dat laatste.” Lieg ik. Ik heb geen idee wie Petra is, maar als het de blonde vrouw is of de eigenaresse van de hand, helpt dit mij misschien op weg.
De man veegt zijn grote, vette handen af aan zijn schort; “Ik ken geen Petra. Maar fijne dag verder.”