Tijdens het persen lees ik aandachtig de tekst op de fles wc-reiniger. Ik heb m’n mobiel in de keuken laten liggen. Mijn neus is inmiddels minutieus ontruimd. Daarom verveel ik me nu. En wat doet de gemiddelde man dan op de wc? Juist. Etiketten lezen.
Ik lees: anionogene oppervlakte-actieve stoffen. Anionogeen. Dat moet ik eens googelen. Het is wel een mooi woord; als je het een paar keer achter elkaar uitspreekt, lijkt het net of je een soort van rustgevend mantra zoemt. Anionogeenanionogeenanionogeenoohmmm….
“Tjezus pap, hoe lang zit je daar nou nóg? IK MOET OOK!!”
Nou en. Ik heb de Harpic-fles nog lang niet uitgelezen. Die fascinerende zuren en zouten, die onuitspreekbare polymeren, geur- en kleurstoffen. Tjee, deze melodisch-chemische combinatie pleur ik dus regelmatig in mijn wc… Waar moet dat heen met ons milieu. Ik vraag me af wat er aan dit goedje nu zo veel beter werkt dan aan een flinke plons geconcentreerde azijn en besluit om dat binnenkort maar eens persoonlijk te testen. Intussen maak ik me alweer zorgen over het feit dat ik als solo-man zo diep gezonken ben dat ik me met dit soort schoonmaakmeuk bezighoud.
Nick ramt de deur tot gort en brult dat hij in de gang gaat zitten poepen als ik niet nú meteen van de plee af kom. Ik zucht diep, veeg gehaast af en prik door het broze wc-papier heen. Gefascineerd bekijk ik mijn besmeurde vingers. Een normaal mens zou ze verafschuwd aan het eerste het beste stukje toiletpapier afvegen maar ik denk enkel: “Vierdubbellaags toiletpapier lijkt me vanaf nu ook wel zinvol om aan te schaffen. Mét kamille- en aloë-extracten.”
Met mijn nog schone hand doe ik alvast voorzichtig de deur open en zoonlief stormt direct het toilet in, nog voordat ik er goed en wel uit ben. Met mijn bekakte en bekeken vinger raak ik per ongeluk zijn wang. Ontzet kijkt hij me aan: “Wat. Is. Dit….” stamelt hij en strijkt langs zijn gezicht. “GETVER!!” En dan: “WAT doe jij in vredesnaam allemaal op de wc? Speel jij met je eigen poep?? Zit je er dáárom zo lang? Pap, dit is niet goed… Dit, dit is ziek!”
Ik weet zo gauw niet wat ik moet zeggen. Sorry, wc-papierongelukje omdat ik zo geconcentreerd met de toiletreiniger bezig was? Klinkt ook niet echt verhelderend als het om mijn daadwerkelijke activiteiten gaat. Ik mompel daarom maar iets van “bemoei je er niet mee, het is maar poep. En jíj wilde al in de gang kakken, da’s nog veel zieker.”
Ik graai ten behoeve van zijn wang en mijn vinger een paar vochtig toiletdoekjes uit het doosje (ook al zo’n geweldige, oervrouwelijke uitvinding voor het sensibele plasgat en de ruwe bilspleet). Ach, dat beetje polyaminopropyl biguanide wat erin zit, kan er ook nog wel bij.
Even handen wassen met Dettol. Mét benzalkoniumchloride.
Ja, een carrière als professioneel azijnpisser, dat lijkt me wel wat.