‘Een relatie waarbij je constant het gevoel hebt over dun ijs te moeten lopen, heeft absoluut geen zin voor mij,’ zei ik haar. Ik kluunde naar bûûten en verdween, handjes ontspannen op de rug, over de Friese meren richting einder, waarbij mijn warme ademtochten de ijskoude avondlucht sierlijk accentueerden.
Eénmaal zag ik om. Verlaten, eenzaam, schuldbewust stond ze met een volle pan spruitjes in de deuropening van haar kleine hoeve. Krulspelden in. Twee rood-wit geruite ovenwanten. Haar bruine, wollen sokken in afgedragen klompen.
Dat beeld zal me altijd bijblijven.