Een man van de blues in een vreemde stad. Zo voelt iedere man zich weleens. Een stad waar je niemand kent en ietwat verloren en verlopen rondkuiert, op zoek naar de spanning van een onverwachte ontmoeting. De caleidoscopische draaimolen van het nachtleven, met zijn neonlichten, hoeren en de pooiers, het geschreeuw, de zoektocht naar sanity, muren van gitaar.
Uiteindelijk beland je in een achterafbar met een bescheiden podium, waar een tweemansband acte de présence geeft. En wie schetst je verbazing?
Het is John, die een akoestische versie van Old Dirt Road ten gehore brengt. Naast hem, leunend tegen John’s schouder, David. Niet met een voor hem karakteristiek masker, maar als zichzelf, ‘naakt’ met een akoestische gitaar.
De lichten gedimd. Het mondjesmaat applaus van de slaperige, halfdronken aanwezigen. Zou een Corbijn-foto kunnen zijn. Op deze manier is blues geen blues.