Een wagen, dat is vrijheid. Daarom houden mannen niet van medeweggebruikers. Die rijden alleen maar in de weg. De eigen auto, daar draait het om. Oh, de vrijheid die zo’n wagen je biedt! Bijvoorbeeld midden in de nacht naar Parijs rijden, om ’s ochtends een cappuccino te drinken op de Champs-Elysées.
Niemand die het ooit doet, maar het kán.
Om drie uur in de ochtend met 150 kilometer per uur over de ring bij Antwerpen razen, met één hand losjes op het stuur. Buiten snijdt de kou, binnen is het behaaglijk warm. De motor loeit. Uit de speakers druppelt Driver’s Seat van Sniff ‘n’ the Tears. Je kauwt traag op een lauwe frikadel die je net bij een pompstation hebt gescoord. Kilometers asfalt liggen voor je, de wereld aan je voeten. Een groter geluk bestaat niet.
Of het zou de zaterdagochtend moeten zijn.
Je cirkelt met een emmertje sop om je glimmende bolide. Liefdevol aai je de motorkap, want dat is de plek waar schaars geklede dames zich graag mogen neervlijen. Ja, lekkere wijven houden van statussymbolen. Die liggen bijvoorbeeld niet, onhandig balancerend op twee klapstoeltjes, in de stoptrein van Hoorn naar Alkmaar. Een auto is zoveel geiler dan een trein, een auto is emotie.
Maar nog belangrijker: een auto is vrijheid. Gaan en staan waar je maar wilt – ook al kom je niet verder dan elke dag verveeld naar je werk rijden en in het weekend naar je schoonmoeder. Het gaat om het idee.
Oh, die vrijheid! Ach, durfde je het maar…
Om die reden heb ik alleen een fiets 😉