‘Nee, dan heb je het als Bonobo beter getroffen.’
‘Als wat?’
‘Bonobo, je weet wel, van die apen die overal een nummertje van maken.’
‘Oh die?’
‘Ja, ruzie goedmaken, even goeiemorgen wensen, ook als ze eten, hoppa… ketsen!’
‘Ja, maar ik heb gehoord dat ie er alleen maar even ingaat.’
‘Dan nog, laat mij maar terugkomen als Bonobo!’
De mannen aan het tafeltje hebben het naar hun zin.
Elke zonnige middag zitten ze vanaf een uur of 4 op het winkelpleintje.
Om beurten gaan ze de supermarkt binnen voor een koel sixpack dat eendrachtig en in hoog tempo soldaat gemaakt wordt. De lijken worden achteloos met een hand in elkaar gefrummeld.
Het zijn erg oudere jongeren, op de uiterste grens van houdbaarheid.
Ruim in het middel als teken van een gezonde dorst en met stembanden waar in de loop der jaren hele tabaksplantages overheen gegaan zijn.
Meestal ga ik er even bijstaan, want ik hou wel van de mannensfeer. Foute grappen, elkaar een beetje goedmoedig afzeiken, rare stiltes laten vallen, een onderbuikmeninkje of ineens een vertrouwelijk verhaal.
Maar ik blijf half op mijn fiets hangen, want gaan zitten en een blikje opentrekken gaat me te ver. Ze kennen me. Maar er echt bijhoren…
Het is leuk om van een afstandje een rondje mee te neuken en even one of the guys te zijn, maar me echt nestelen doe ik niet.
Dat vind ik nogal hypocriet van mezelf. Blijkbaar is het genoeg dat ik geaccepteerd word, zoals je er op het schoolplein voor zorgde dat de sterkste jongens jou ook wel een geinig kereltje vonden.
Waar hoor ik dan wel bij, is de volgende vraag die ik mezelf stel, want na zo’n halve analyse ga ik in mijn ziel zitten schrapen tot het zeer doet. Nergens bij, ja bij mevrouw Pasquali, maar die heeft daar dan ook enkele decennia over gedaan. Ik kon zowel eind jaren ’80 in de mannengroep mijn draai vinden als nu bij Nico, Hans en Carel die nog eens opsteken en hun gesprek nieuw leven inblazen.
‘Mijn kleinzoon heeft nou een leuk bijbaantje.’
‘…?’
‘Die loopt op festivals met een biertender op zijn rug pilsjes te verkopen.’
‘Zo, dat is ook wel iets voor jou Carel.’
‘Lijkt me niet.’
‘Hoezo niet?’
‘Nou, dan kan ie aan het eind van de dag zelf 12 liter afrekenen.’
‘Op zeker, ga ik er in een stil hoekje onder liggen.’
Met een ‘mannen, de groeten maar weer’, stap ik op.
‘Is het nou BOnobo of boNObo’, roept Nico me na.
‘Dat voel je zelf wel als het zover is!’
Punt weer gescoord.
Want ik ben toch een beetje de stukjessschrijver hier.
Mooi stukje. Ik zie ze iedere dag; de hang-ouderen 🙂
Twee op een bankje, de derde hangend op zijn fiets, er zijn nooit vrouwen bij……
vreemd eigenlijk….vrouwen ‘hangen’ blijkbaar niet.
Vrouwen hebben kennelijk wel wat beters te doen.
Nee, vrouwen gaan samen naar het toilet…