Het gebeurt wel degelijk! Gisteren nog, in de kroeg. Nu is vrijdag officieel nog geen carnavalsdag, maar de stad liep al flink over van mensen die een voorschot op het feestgedruis namen. De sfeer zat er met de gebruikelijke hoempa-muziek, afgewisseld door een incidentele eighties-kraker, goed in. De pils vloeide rijkelijk en zoals dat gaat met carnaval, kom je veel bekenden tegen. En onbekenden, want daar zijn er nóg meer van.
Onbekenden kunnen minstens zo gezellig zijn. Met carnaval wel, althans. Slappe klets met een verwante soortgenoot, dat gaat al decennia goed. Biertje d’r bij en ouwehoeren maar. De mensen zijn met carnaval stukken losser dan normaal en dan zijn die statistieken dat een kwart van de Brabanders met hun tong in een vreemde mond staan te roeren niet eens zo raar meer. Dat is de dubbele bodem van carnaval. Naar de buitenwereld van boven de rivieren moet er steevast worden uitgelegd dat het geen bierzuipfestijn is waar losbandigheid geoorloofd is; onderling weten we wel beter.
En zo sta ik in een volle kroeg met bekenden en onbekenden die als bekenden aanvoelen. Ze voelen ook aan mij. Nee, echt. Het gebeurt. Tijdens het laveren door de hossende menigte voel ik een hand in mijn bips knijpen, een omarming om mijn middel van achteren, en damesgezichten doemen op die elk greintje comfortzone spontaan doen verdwijnen. Het is allemaal goed. Deze billenknijperij is van alle handen, maar zeg het alsjeblieft niet voort.