Simone is gefrustreerd. Het eeuwige Minecraft: er moet iets gebouwd worden. En alleen Nick weet hoe dat moet, maar die trekt baantjes in de badkuip.
“JIJ MOET HET NÚ ZEGGEN!!” gilt ze. Zeggen welke blokken waar moeten, hoeveel blokken en in welke opstelling, dat begrijp ik uit haar gekrijs. En als Simone iets wil, blijft ze maar door jammeren en schreeuwen.
“Zeg het nouhouhou, zeg het, ZEG HET!!!”
Dit keer wordt ook mij het ‘#zeghet’ te veel, zeker als ik aan het werk ben. Na vijf minuten gedram op volume standje burenruzie schuif ik woest mijn bureaustoel achteruit en stamp richting de badkamer.
Daar staat Simone met de tablet boven het bad te zwaaien. Tranen wellen op in haar ogen. Nick is stoïcijns met zijn ogen dicht schuim op zijn gezicht aan het boetseren.
“HOU MIJN TABLET NIET BOVEN HET WATER!” is het eerste wat ik uit weet te brengen. Is ze nu helemaal van de pot gerukt. Betraande ogen kijken mij wanhopig aan.
“Maar hij wil het niet zeggen! Hij weet precíes hoe het moet, maar alleen omdat IK het nu toevallig wil weten, zegt hij het niet…”
De kunst van de basale psycho-analyse beheerst ze in ieder geval.
“Ik delete dat hele Minecraftgedoe van de tablet als jij om een simpel klotespelletje begint te janken. Laat Nick eerst eens rustig in bad liggen! Wacht maar fijn tot hij eruit is. Allejezus zeg! En ga verdorie met dat ding de badkamer uit!!”
Ik adem even diep door.
Dat was misschien iets te hard…
“Oh, en dan mep je hem een blauw oog, bind je hem met leggings aan je hoogslaper en martel je hem met de prikvoeten van je ballerina-Barbie. Dan praat ie vast wel.”
Simone’s ogen beginnen te glimmen. Mijn suggestie bevalt haar overduidelijk.
Ik weet niet zeker of dit opvoedkundig gezien wel zo verstandig was.