We lopen binnen bij de fotograaf, mevrouw P. en ik.
Omdat we al een jaartje officieel niet meer bestaan vanwege het verlopen van de paspoorten, hebben we allebei nieuwe foto’s nodig. We hebben dat jaar, of eigenlijk anderhalf, onbezonnen onder de radar van de gevestigde instanties geleefd. Gewoon de moeite niet genomen en heimelijk genoten van onze rebelse overtreding.
Maar nu een bezoekje aan het ziekenhuis ons op een reprimande kwam te staan (er kan geen pasje gemaakt worden zonder geldig identiteitsbewijs) verliezen we ook het laatste anarchistische trekje en passen ons aan.
De fotograaf is druk in de weer met dozen en de telefoon, en komt zo bij ons. In de overvolle winkel ontspint zich op afstand een gesprek over er alleen voorstaan, de crisis, vroeger met drie man en je moet tegen stress kunnen.
Dan mogen we naar achteren waar het pasfotolab geïnstalleerd staat.
Mevrouw P. mag eerst en moet twee keer opnieuw glimlachen, voor ze erop staat. Tanden bloot is verboden, hoofd moet in voorgeschreven stand gedraaid, niet knipperen of praten. ’Goed, ja goed zo’, zegt de fotograaf. Het resultaat is inderdaad mooi en helder, ze is tevreden. Dat verbaast me, want als ik haar op de plaat vastleg dan is de vernietigende feedback niet van de lucht.
‘Zo kijk ik niet. Zie je die rimpels? Je hebt verkeerd licht, je moet van bovenaf fotograferen, nee, dit is een gemaakt lachje, je moet me ook op mijn gemak stellen.’
Ik kan, kortom, de delete knop wel ingedrukt houden. Maar hier bij de professional, een en al lof.
‘Nou eindelijk eens een behoorlijke foto.’
Dan ben ik. De fotograaf zegt dat ik niet aan het krukje moet komen, dat staat precies goed zo. Ik had naar de lens gekeken en geschat dat ik iets lager moest zitten omdat ik wat groter ben. Fout!
Bij mij is ie na één keer al gelukt. Niet omdat ik fotogenieker ben, maar ik verdenk de fotograaf ervan dat hij bij mevrouw P. meer moeite doet.
Dat klopt ook, want ik zie op het computerscherm een onnozele hals die als een koe in het slachthuis naar de camera grijnst. Maar ach, het is voor de overheid. En dan kun je er beter zo onschuldig mogelijk uitzien.
Bij het afrekenen is de fotograaf ineens zijn draadloze muis kwijt. ‘Hoe kan dat nou, hij lag net nog hier naast de kassa.’
We helpen zoeken en melden dat we er wel twee met een staart bij een ander beeldscherm zien liggen. Mevrouw P. suggereert blokjes kaas, ik stel voor een tijdje heel stil te blijven luisteren.
Hij kan het niet waarderen en hoe behulpzaam we ons ook opstellen, wij kunnen er verder ook niets aan doen.
Bij het verlaten van de winkel horen we een kreet:
‘Ik heb ‘m hoor!’
‘Mooi zo!’
Geheel gerustgesteld gaan we de regen in.