Als ik in een stadsbus zit, voel ik mij altijd alsof ik in een treintje door een pretpark rijd. Het treintje is te klein. Het leukste gebeurt buiten.
Soms heb je als man geluk. Dan wordt er tegenover je borstvoeding gegeven. Dan moet je nog maar hopen dat de mem in kwestie wat voorstelt. Maar het is sowieso beter dan niets.
Het ergste aan de stadsbus zijn wel de mensen die met natgeregende jassen naast je komen staan. OF TOCH NOG ERGER: natgeregende honden in de bus. Niets kan het laatste sprankje hoop wat ik in de stadsbus nog heb over het bestaan, zo grondig vernietigen als een natte hond. Ze stinken. Hijgen terwijl er zo’n vieze, lange tong naar buiten hangt. Zo’n onsmakelijke lap waar het kwijl van afdruipt. En dan kijken de viervoeters nog alsof hun neus bloed. Nee, HOND! De sfeer was hier al niet best, maar nu is het onherstelbaar k*t. En dat is jouw schuld!
99% van alle ritjes hang je als een aap aan een rubberen lus. Tussen de gammele, harde stoeltjes die worden bezweet door mensenreten. Luide muziek. Schreeuwende scholieren. Dove senioren. Een magere, bleke chauffeur die alle hoop al heeft laten varen en erbij zit alsof hij het hele zooitje zo naar gene zijde rijdt. In mijn hoofd hoor ik hem al omroepen; ‘Hier nemen wij afscheid van het leven. Vergeet u straks niet uit te checken?’
Gehannes met die superhandige OV-chipkaart. Haltes en infoschermen die niet synchroon lopen. Het risico om bij iedere scherpe bocht gestrekt in het gangpad te gaan. Stop hier maar. LAAT MIJ ERUIT!!!!! Ik loop de rest wel. Echt. Desnoods in de stromende regen naast een hijgende hond.