Net als de meeste verstokte fans ben ik er al doorheen: het vierde seizoen House of Cards. Met een beetje opspaargeduld kon ik het kijkgenot rekken maar nu is het wachten. Tijdens het kijken bekroop me een gevoel: om de een of andere reden kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de populariteit van deze serie samenhangt met een soort heimelijk, onvervuld verlangen om meer zoals Claire en Frank te zijn.
Grosso modo zijn wij maar saaie wezens, wij, de hardwerkend hoi polloi. We willen veel en bereiken van die wilde dromen slechts een klein deel. We maken het gecultiveerde huisje, boompje, beestje-verlangen wel waar. Daar ligt de uitdaging niet. Daar lag het diepste, innerlijke verlangen ook niet voor iedereen.
House of Cards bewijst dat we kicken op macht, manipulatie en sensatie. Dat we opkijken tegen mensen die de hele wereld naar hun hand weten te zetten. En bij onszelf te rade gaan: waarom zijn wij niet iets meer zoals zij? Natuurlijk, het koppel Underwood is door- en doorrot. Maar ze hebben een leven om van te smullen. We haten de hoofdpersonages, niet alleen omdat ze slecht zijn maar omdat zij zoveel belichamen van wat wij graag meer hadden willen zijn. Wat meer doortrapt, minder meegaand, tien stappen vooruit denkend, hyperintelligent en bovenal uitgerust met de ultieme vechtersmentaliteit.
Misschien verklaart dat waarom we door de serie heen deze manipulatieve, leugenachtige en vreemdgaande moordenaars het beste wensen. Want we willen, ondanks die intense slechtheid, wél dat het de Underwoods voor de wind gaat. De slechteriken moeten winnen, anders slaat het verhaal dood. Is dat omdat ons eigen leven vaak al dood is geslagen?