Genoeg over planten gekletst. Zat voor een heel leven. Ik heb alsnog besloten gelukkig plantloos te blijven. Vrouwloos daarentegen is en blijft klote. Ik doe mijn uiterste best om op de gangbare manier (sportclub, uitgaan, werk, schoolplein, Tinder, whatever) in contact te komen met het feminiene deel van de samenleving, maar ik kan vooralsnog niet zeggen dat ik daarin erg succesvol ben.
Volgens mij ben ik te schuchter. Het is een keiharde conclusie die ik regelmatig opnieuw trek (om maar even met de woorden van mijn gewaardeerde collega Gabriël te spreken), maar het is niet anders. Ik ben geen socializer. Geen kletser. Simone doet weliswaar haar uiterste best om mij te helpen (“Kijk pap, dat is de mam van Elise! Die is heel, heel, héél aardig en die is óók alleen! En ik wil Elise wel als zusje. Hop, ga nou eens even praten?”), maar ik weet niet wat ik daar nou van moet vinden.
Die mama van Elise is best oké, hoor, daar ligt het niet aan. Maar om mij nu meteen zwierig voor te dragen aan een door mijn dochter uitgekozen persoon die ‘ook alleen’ is en toevallig ‘bezusbaar’ kroost heeft, dat zie ik niet zo zitten. Straks komt ze nog met het ex-vrouwtje van Bokito aanzetten, want ‘die is óók maar alleen! En gorilla’s zijn tof!’
Nee, dan kies ik toch liever zelf. Maar zo gauw ik een interessante vrouw zie, transformeer ik stante pede in diezelfde dummy, waarvoor ik dat verhipte boek ‘vrouwloos overleven’ ooit zou schrijven. Stijf, weinig zeggend, ongemakkelijk, vastgesnoerd en wezenloos in de ruimte starend. Als een dummy in een crashtest-auto.
Ja, dat is het!
Ik stop met dat vrouwengedoe en ga op zoek naar een meer comfortabele bolide.