Afgelopen week zat ik in de trein naar Helmond. Tegenover me zat een bejaarde man. Hij had niets bij zich. Geen tas, geen telefoon, niet eens een boek. De trein denderde voort langs de akkers en hij keek naar buiten; roerloos als een standbeeld.
Naast hem zat een jongere versie van hemzelf. Verschoten zwart haar, wollen jas aan. Ik schatte hem een jaar of veertig. Op zijn schoot rustte een krant. Hij bladerde erin zonder echt te lezen en zijn ogen gleden nu en dan af naar zijn zoontje, dat tegenover hem zat. Het jongetje had geen enkele aandacht voor zijn vader en opa en staarde naar zijn telefoon. Muziek schalde uit zijn oordopjes.
Ik was gebiologeerd door het drietal: drie generaties in één trein, nog geen meter van elkaar vandaan, maar tegelijkertijd eindeloos ver van elkaar verwijderd. Ik dacht aan mijn eigen ouders en grootouders en kwam tot een interessante conclusie: elke generatie is het slachtoffer van de tijd waarin hij leeft. Mijn overgrootvader werkte zich kapot om zijn vrouw en kinderen van eten te voorzien. In de weinige vrije tijd die hij had, maakte hij olieverfschilderijtjes en verkocht die voor een stuiver per stuk aan de mensen in het dorp. Na een week hard werken had hij net genoeg verdiend voor een homp kaas en een pak koffie.
Zijn zoon – mijn grootvader – ontsnapte op zestienjarige leeftijd uit een nazi-strafkamp in Duitsland en werd bij thuiskomst huisschilder. Hij wilde eigenlijk naar de kunstacademie, maar voor studeren had het gezin geen geld. In zijn vrije tijd ging hij op zijn snorfiets de natuur in om vlinders en bijen te bestuderen. Zijn zoon – mijn vader – ging eveneens op jonge leeftijd werken en maakte in zijn vrije tijd bouwpakketten van boten en vliegtuigen.
Drie generaties die in geen enkel opzicht de vrijheid kenden die ik geniet. Drie generaties die hard werkten en daar nooit over klaagden. Drie generaties die afhankelijk waren van de beperkte mogelijkheden die hun ouders hen te bieden hadden. Voor mij is dat wel anders – zo anders dat ik me nauwelijks in hen kan inleven.
Ik keek naar de bejaarde man tegenover me in de trein. Een man die eindeloos veel heeft zien komen en gaan. De maanlanding, de val van de Muur, de opkomst van het internet, de uitvinding van de smartphone – hij groeide op in een tijd dat al die zaken ondenkbare dromen leken. Toch kwamen die dromen uit en voor mij zijn ze doodnormaal. Als het internet het niet doet, begin ik meteen te zeiken. Als mijn smartphone leeg is, verveel ik me na tien minuten al helemaal dood. Ik kan niet meer zonder prikkels. Ik word gek als mijn oordopjes kapot gaan terwijl ik nog een hele middag moet reizen.
Misschien moet ik wat vaker een voorbeeld nemen aan die bejaarde man. Gewoon zonder afleiding in de trein zitten en naar het landschap kijken. Niet denken aan alles wat er nog moet gebeuren en hoe weinig tijd daar voor is. Stilstaan bij wie ik ben, in plaats van bij wie ik wil worden. Stilstaan, terwijl de wereld naar me wenkt.
Een jaar of tien geleden waren het OV, het toilet en die vijf minuutjes dat ik op de bus moest wachten nog momenten waarop ik even zonder afleiding bij mezelf en de wereld kon stilstaan. Nu, anno 2016, is er nog maar één plek waar ik dat kan: onder de douche, want daar heb ik geen afleiding. Dat is ongetwijfeld waarom onze generatie douchen zo heerlijk vindt. Het is een van de weinige momenten dat we zonder afleiding en zonder prikkels zijn. Even helemaal niks, behalve het warme water op je huid. Het geluid van het water langs je oren. De geur van shampoo. Het briesje door het open raam.
Ook wij – de zogenaamde Millennials – zijn slachtoffers van de tijd waarin we leven. We leven in een tijd met verlammend veel keuzes, een overvloed aan prikkels en een onophoudelijk gevoel van onrust. Wij zijn de oordopjes in de broekzak van de wereld; we raken telkens weer op onverklaarbare manieren in de knoop. Met onszelf, met onze omgeving, met de druk om te presteren, met de twijfels waar we ons geen raad mee weten…
Binnenkort reis ik weer met de trein. Ik denk dat ik mijn laptop ditmaal in mijn tas laat zitten. En dan even mijn verstand op nul. Staren naar het akkerland. Genieten van de deining van de trein. Even niet meer stressen. Niet meer bang zijn voor later. Stilstaan, terwijl de wereld naar me wenkt. Doe je mee?